Verzoekster vroeg voor een aantal werknemers bij het) UWV WERKbedrijf (voorheen CWI) een ontslagvergunning aan. Voor de correspondentie gebruikte het CWI een ongewenst postbusnummer van verzoekster waardoor zij de CWI post erg laat ontving. Hierdoor kwamen ook de ontslagvergunningen te laat op de juiste plek bij verzoekster. De betrokken medewerkers konden daardoor pas later ontslagen worden waardoor de loonbetalingen een maand langer door liepen.
Verzoekster klaagde erover dat het UWV WERKbedrijf haar verzoek om schadevergoeding niet zorgvuldig had afgehandeld. Ook klaagde zij over de slechte telefonische bereikbaarheid van de afdeling juridische zaken van het UWV WERKbedrijf.
Vanwege het grote belang voor een werkgever om in de maand van afgifte van de ontslagvergunning te weten of een vergunning al dan niet verleend is, vond de Nationale ombudsman de door het UWV Werkbedrijf gehanteerde terugbelregeling via het landelijke callcenter onvoldoende.
Verder oordeelde hij dat bij de behandeling van het verzoek om schadevergoeding het CWI zich meer coulant had horen op te stellen. Daarbij overwoog hij wel dat ook verzoekster alerter had kunnen reageren en daardoor de schade van de langere loonbetaling had kunnen voorkomen.
Ten aanzien van de terugbelregeling oordeelde de Nationale ombudsman dat het vereiste van adequate organisatorische voorzieningen was geschonden. Wat betreft de afhandeling van het schadeverzoek was hij van oordeel dat hier in strijd met het redelijkheidsvereiste was gehandeld. Hij achtte beide gedragingen niet behoorlijk.
De Nationale ombudsman gaf de Raad van Bestuur van het UWV in overweging te bezien of de inmiddels door de betrokken UWV-vestiging voor Arbeidsjuridische dienstverlening gehanteerde meer adequate terugbelregeling landelijk gevolgd kan worden.
Ten aanzien van de schadevergoeding gaf hij in overweging om met verzoekster in overleg te treden om een redelijke compensatie overeen te komen, waarbij ieders aandeel in het ontstaan van de situatie meegewogen wordt