Verzoeker, eigenaar van een slijterij, maakte met enige regelmaat, voor het eerst op 12 september 2008, melding van de illegale verkoop van wijn in een bloemenzaak bij de Voedsel en Waren Autoriteit (VWA), de instantie waaraan het toezicht op de naleving van de Drank- en Horecawet is opgedragen.
De VWA voerde diverse inspecties uit bij de bloemist, in verband waarmee de bloemist bij herhaling is uitgelegd aan welke voorwaarden hij diende te voldoen om wijn te mogen verkopen en hem is opgedragen de tekortkomingen weg te nemen.
Ook verzoekers brancheorganisatie wendde zich tot de VWA en wees erop dat volgens de Drank- en horecawet alleen slijterijen en levensmiddelenzaken alcoholhoudende drank mogen verkopen en dat volgens de Memorie van toelichting het middel van de bestuurlijke boete nu juist was ingevoerd om overtredingen snel te kunnen afhandelen. Bij het sluiten van het onderzoek van de Nationale ombudsman, in april 2010, was nog steeds geen sprake van stopzetting van de illegale verkoop van wijn. Volgens de minister was voldoende handhavend opgetreden en heeft een boete in het algemeen het gewenste effect.
De Nationale ombudsman stelde vast dat de wetgever de verkoop van wijn in andere zaken dan een slijterij of een levensmiddelenzaak niet toestaat en de verkoop van wijn in een bloemisterij dus in strijd met de wet is. De handhavingsacties van de VWA hebben kennelijk geen enkel effect gesorteerd.
Het valt te billijken dat de VWA na constatering van een eerste overtreding een redelijke termijn geeft voor een aanpassing. Dat betekent ook dat een zekere periode een ongewenste situatie wordt gedoogd. Het is aan de toezichthoudende instantie om er op toe te zien dat de overtreder zich houdt aan de hem gestelde termijn en zo niet, dan aan die situatie zo snel mogelijk een einde maakt.
De VWA is op dit punt ernstig tekort geschoten in zijn taak.
De onderzochte gedraging van de VWA oordeelde Nationale ombudsman daarom niet behoorlijk.
Vereiste van rechtszekerheid.
De Nationale ombudsman gaf de minister in overweging de VWA ter wijzen op het belang van een adequate handhaving van de wettelijke voorschriften en erop toe te zien dat de VWA die aanwijzing opvolgt.