2010/102

Rapport

Verzoeksters echtgenoot B. is door de rechter veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk. Na ruim zes maanden gevangenisstraf werd B. in vrijheid gesteld. Enkele maanden later bleek dat er een fout was gemaakt bij de berekening van de einddatum van zijn detentie en werd B. opgeroepen om het strafrestant uit te zitten.

Verzoekster klaagde erover dat het ministerie van Justitie haar echtgenoot had opgeroepen om zich op 15 oktober 2009 te melden om zijn strafrestant uit te zitten, terwijl de rechter in het kader van zijn gratieverzoek had geadviseerd het strafrestant om te zetten in een taakstraf en de rechter in kort geding had geoordeeld dat niemand is gebaat met terugplaatsing in detentie.

De Nationale ombudsman oordeelde dat het openbaar ministerie gehouden is de door de rechter opgelegde straffen ten uitvoer te leggen. Nu het eerste gratieverzoek was afgewezen en aan het tweede gratieverzoek geen schorsende werking was verleend, diende het openbaar ministerie dan ook over te gaan tot tenuitvoerlegging van het strafrestant.

Het redelijkheidsvereiste was niet geschonden.

Door de gemaakte fout leed het gezin financiële en psychische schade. De Nationale ombudsman deed de minister van Justitie de aanbeveling om met verzoekster in overleg te treden om tot een passende genoegdoening te komen.

Verzoekster klaagde erover dat het ministerie van Justitie een fout heeft gemaakt in de berekening van de einddatum van de detentie van haar echtgenoot (klacht gegrond).

Verzoekster klaagde erover dat het ministerie van Justitie het strafrestant niet heeft omgezet in een taakstraf dan wel elektronische detentie (klacht niet gegrond).

Instantie: Ministerie van Justitie

Klacht:

Einddatum detentie onjuist berekend.

Oordeel:

Gegrond

Instantie: Ministerie van Justitie

Klacht:

Oproep strafrestant uit te zitten ondanks gratieverzoek; strafrestant niet omgezet in taakstraf of elektronische detentie.

Oordeel:

Niet gegrond