2019/014 OM, Justitie en Veiligheid en politie onzorgvuldig na indienen rechtshulpverzoek aan Thailand

Rapport

Dit onderzoek richt zich op de wijze waarop het Openbaar Ministerie (OM), het Ministerie van Justitie en Veiligheid en de Nederlandse politie hebben gehandeld nadat bleek dat de Thaise autoriteiten niet op het gewenste moment gevolg zouden geven aan de uitvoering van een rechtshulpverzoek.

Het OM stuurt in 2014 aan de Thaise autoriteiten een rechtshulpverzoek om bepaalde onderzoekshandelingen te verrichten ten behoeve van een in Nederland lopend strafrechtelijk onderzoek tegen verzoeker. Om de Thaise autoriteiten tot actie te bewegen besluit de liaison officier van de Nederlandse politie, na overleg met de betrokken officier van justitie, om een brief naar de Thaise justitie te sturen. In deze brief wordt de Thai in overweging gegeven om een eigen strafrechtelijk onderzoek te starten. Daarbij wordt de echtgenote van verzoeker, die in het rechtshulpverzoek als getuige was vermeld en tegen wie in Nederland geen strafrechtelijk onderzoek liep, als verdachte genoemd. Verzoekers worden vervolgens aangehouden en in Thailand tot jarenlange gevangenisstraffen veroordeeld.

Verzoekers hebben zich tot de Nationale ombudsman gewend omdat zij zich ernstig benadeeld voelen door het handelen van de Nederlandse overheid. Zij klagen er onder meer over dat het OM en de politie onzorgvuldig zijn geweest door per brief de Thaise autoriteiten te verzoeken om een strafrechtelijk onderzoek naar hen in te stellen.

Uit het rapport komt naar voren dat de betrokken Nederlandse instanties, toen duidelijk werd dat het rechtshulpverzoek door de Thai niet tijdig dreigde te worden uitgevoerd, onzorgvuldig hebben gehandeld. Zij hebben hun acties niet goed voorbereid en zijn het perspectief van verzoekers uit het oog verloren. Dat blijkt onder meer uit de manier waarop is omgegaan met verzoekster. Dat zij in een brief aan de Thai welbewust als verdachte werd genoemd en in verband werd gebracht met drugs gerelateerde delicten, heeft voor haar ernstige gevolgen gehad. Die waren voorzienbaar maar hebben in de besluitvorming geen rol gespeeld.

De Nationale ombudsman vindt dat het OM en de politie verzuimd hebben om vooraf een reële afweging te maken of de ingezette actie zorgvuldig, effectief en proportioneel was.

De mededelingen van het OM, dat zij niet hadden kunnen voorzien dat de Thaise overheid een eigen strafrechtelijk onderzoek naar verzoekers zouden instellen en verzoekers zouden aanhouden, vindt de Nationale ombudsman niet geloofwaardig. De Nederlandse instanties hebben immers zelf het initiatief genomen de Thai in overweging te geven een strafrechtelijk onderzoek in te stellen en daartoe informatie te verstrekken. Dit hebben ze gedaan terwijl zij goed op de hoogte waren van de risico's die een aan drugs gerelateerd strafrechtelijk onderzoek in Thailand met zich meebrengt

De Nationale ombudsman is van oordeel dat het vereiste van evenredigheid is geschonden. De overheidsinstanties hebben onzorgvuldig gehandeld. Zij hebben verzuimd af te wegen of de gekozen middelen in evenredige verhouding stonden tot het beoogde doel. De klacht over het handelen van het OM, het Ministerie van Justitie en Veiligheid en de politie is gegrond.

Instantie: Openbaar Ministerie

Klacht:

wijze van optreden van het OM rondom de aanhouding van verzoekers in Thailand in juli 2014

Oordeel:

Gegrond

Instantie: Ministerie van Justitie en Veiligheid

Klacht:

wijze van optreden van het ministerie van Justitie en Veiligheid rondom de aanhouding van verzoekers in Thailand in juli 2014

Oordeel:

Gegrond

Instantie: Politie

Klacht:

wijze van optreden van de politie rondom de aanhouding van verzoekers in Thailand in juli 2014

Oordeel:

Gegrond