De regels voor de kinderopvangtoeslag en de aanvulling op het kindgebonden budget voor alleenstaande ouders werken voor bepaalde groepen ouders onredelijk uit. Zij komen in financiële problemen en moeten soms zelfs stoppen met werken. In een gezamenlijke brief aan de staatssecretaris van Sociale Zaken, Tamara Van Ark roepen de Nationale ombudsman en de Kinderombudsman op om de knelpunten in de wet op te lossen.
Aannames kloppen niet
Alleen ouders die werken of een opleiding, re-integratie- of inburgeringstraject volgen hebben recht op kinderopvangtoeslag. In december 2019 is er een wetsvoorstel gepubliceerd waarin een uitzondering wordt gemaakt voor ouderparen waarvan één van de ouders een Wlz-indicatie heeft en niet kan werken en niet voor de kinderen kan zorgen. In het voorstel kunnen deze ouders voortaan aanspraak maken op kinderopvangtoeslag.
De ombudsmannen juichen dit toe. Tegelijkertijd zien zij bij andere groepen ouders vergelijkbare problemen, die met het wetsvoorstel niet worden opgelost. De wet gaat er namelijk vanuit dat huwelijkspartners altijd in hetzelfde huis wonen. En dat een partner die niet werkt altijd voor de kinderen kan zorgen. Die aannames blijken voor sommige groepen ouders niet te kloppen.
Financiële problemen
Een voorbeeld is het verhaal van een moeder van twee jonge kinderen die bij de ombudsmannen aanklopte. Haar man heeft een gevangenisstraf gekregen, die langer dan drie maanden duurt. Zij had niet voorzien dat zij geen kinderopvangtoeslag meer zou krijgen omdat haar partner door zijn gevangenisstraf niet meer kan werken. Ook heeft zij geen recht op de aanvulling voor alleenstaande ouders op het kindgebonden budget (de zogenoemde 'alleenstaande ouderkop'), omdat zij nog getrouwd is. Daardoor kwam zij in de financiële problemen. Een medewerker van de gemeente raadde haar aan dan maar te scheiden, zodat zij weer overal recht op zou hebben.
Van ouderparen waarvan één van de ouders (tijdelijk) in het buitenland woont, in een instelling verblijft of arbeidsongeschikt is, hebben de ombudsmannen vergelijkbare signalen ontvangen.
Nationale ombudsman Reinier van Zutphen: 'Door de strikte criteria moeten ouders stoppen met werken om voor hun kinderen te zorgen, met alle financiële problemen van dien. En door het mislopen van de aanvulling op het kindgebonden budget voor alleenstaande ouders kan hun inkomen honderden euro's onder het bestaansminimum terecht komen. Dat kan niet. Er moet snel iets gebeuren.'
Wachten is geen optie
Gemeenten kunnen ouders die tijdelijk geen kinderopvangtoeslag kunnen krijgen ondersteunen. Dat doen zij vanuit een sociaal-medische indicatie (SMI). Maar dat is geen oplossing, schrijven de ombudsmannen. Want elke gemeente heeft eigen regels over het wel of niet toekennen van deze indicatie en de ondersteuning vanuit een SMI is maar tijdelijk. De SMI biedt dus geen oplossing.
Volgens de ombudsmannen is het ook geen optie om te wachten op een eventuele herziening van het toeslagenstelsel. Van Zutphen: 'Zolang er geen nieuw stelsel is, is zaak om het huidige systeem nu al zo goed mogelijk te laten werken voor wie het bedoeld is: mensen met kinderen die graag willen werken én alleenstaande ouders die de aanvulling op het kindgebonden budget niet kunnen missen omdat ze anders onder het bestaansminimum komen.'
In de wet oplossen
De Nationale ombudsman en de Kinderombudsman vragen de staatssecretaris dan ook om de genoemde knelpunten in de wet op te lossen, zoals bij de wijziging van de Wet Kinderopvang. En om ook bij de eventuele herziening van het toeslagenstelsel aandacht te hebben voor deze groepen ouders.
De ombudsmannen hebben de staatssecretaris gevraagd om binnen acht weken op hun brief te reageren. Een afschrift hebben ze gestuurd aan de Vaste Kamercommissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid.