Hoewel het Nederlandse boetestelsel ingewikkeld is, komt het niet vaak voor dat dit tot problemen leidt voor burgers en hun rechtsbescherming. Dit concludeert Nationale ombudsman Alex Brenninkmeijer na onderzoek naar de complexiteit van de route die burgers moeten doorlopen als zij het niet eens zijn met een boete. Het nadelige effect van de verschillende procedures die burgers moeten volgen als zij het niet eens zijn met de boete blijkt in praktijk beperkt te zijn. Dit komt omdat bij iedere boetevorm voldoende duidelijk is aangegeven welke rechtsmiddelen voor de burger openstaan. Vanzelfsprekend blijft de ombudsman individuele klachten over dit onderwerp behandelen.
Nederland kent verschillende boetestelsels. Voorbeelden zijn de Mulder-beschikking (een boete van het Centraal Justitieel Incassobureau voor kleine verkeersovertredingen), het transactievoorstel (een voorstel van de Officier van Justitie tot betaling van een geldbedrag om strafvervolging via de rechter te voorkomen) en de strafbeschikking (een boete van de Officier van Justitie zonder tussenkomst van de rechter). Voor ieder stelsel geldt een andere vorm van rechtsbescherming: in het ene geval moet de burger de boete eerst betalen om naar de rechter te kunnen, in het andere geval verliest hij die mogelijkheid juist door te betalen.
Onderzoek van de ombudsman
Aanleiding voor het onderzoek van de ombudsman waren signalen van burgers voor wie niet duidelijk is welke route zij moeten doorlopen als zij het niet eens zijn met een boete. Daarop heeft hij met de Sociaal Raadslieden en het Juridisch Loket bekeken hoe groot het probleem in praktijk voor burgers is. Daarnaast heeft de ombudsman oriënterende gesprekken gevoerd met het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) , Openbaar Ministerie en Centrale Verwerking Openbaar Ministerie (CVOM). Dit om in kaart te brengen hoe de boetestelsels in Nederland in elkaar zitten en wat de verschillen in procedures voor rechtsbescherming zijn.