Vanaf 2010 zat verzoekster, mevrouw S. in de schuldsanering. Voor de belastingjaren 2011 tot en met 2013 heeft zij van Gemeenschappelijk Belastingkantoor Lococensus-Tricijn (GBLT) kwijtschelding gekregen voor de waterschapsbelastingen. Ook de woongemeente van verzoekster, Lelystad verleende haar toen kwijtschelding van gemeentelijke heffingen. In augustus 2016 startte verzoekster met een nieuwe baan, waarmee haar inkomen omhoog zou gaan. De andere verzoeker de heer H. was in 2015 nog student en ook zijn woongemeente verleend hem daarom kwijtschelding. In 2016 was hij aan het werk gegaan.
In september 2016 ontvingen zij aanslagen waterschapsbelasting voor de jaren 2014, 2015 en 2016. Uit interne controle door GBLT was namelijk gebleken dat de belastingaanslagen niet eerder waren opgelegd. Deze aanslagen ontvingen zij daarom alsnog. GBLT mocht dat doen tot maximaal drie jaar, nadat het belastingjaar is verstreken waarin men de belastingaanslag hoort te ontvangen.
Verzoekers klagen erover dat GBLT niet uitgaat van hun financiële situaties in 2014 en 2015, maar op grond van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990 uitgaat van de situaties op het moment van indiening van de kwijtscheldingsverzoeken in 2016.
Als gevolg van omstandigheden van de zijde van GBLT stuurde GBLT pas in 2016 de aanslagen over 2014 en 2015, wat strijdig was met de vaste werkwijze van GBLT belastingaanslagen op te leggen in het jaar waarop de aanslag betrekking heeft. Hierdoor was het voor verzoekers niet mogelijk om eerder dan in 2016 om kwijtschelding te verzoeken. Verder speelt hier de specifieke situatie bij mevrouw S. dat hierdoor kort na de schuldsaneringsperiode voor haar weer een moeilijke financiële situatie ontstaat. Een eventueel langere aflossingsregeling biedt daarbij beperkt soelaas, ook omdat lopende die langere termijn de volgende aanslag al weer op de mat ligt. Daarnaast verkeerden verzoekers in 2014 en 2015 in een financiële situatie, waarbij het zeer wel mogelijk was dat zij - net als in eerdere jaren - in aanmerking waren gekomen voor kwijtschelding door GBLT, net als bij hun woongemeentes. Door het gehele samenstel aan factoren en de keuze van GBLT om bij de bepaling van de betalingscapaciteit uit te gaan van het moment van de kwijtscheldingsaanvraag worden zij (mogelijk) dus benadeeld. Hierop gelet, had het bij GBLT op de weg gelegen in verzoekers' specifieke situaties maatwerk te leveren door te bezien of er bijzondere omstandigheden waren om af te wijken van de regels en de kwijtscheldingsverzoeken te beoordelen op basis van hun respectievelijke financiële situaties in 2014 en 2015.
Het vereiste van maatwerk houdt in dat de overheid bereid is om in voorkomende gevallen af te wijken van algemeen beleid of voorschriften als dat nodig is om onbedoelde of ongewenste consequenties te voorkomen.
De Nationale ombudsman geeft het dagelijks bestuur van GBLT in overweging de verzoeken om kwijtschelding voor de aanslagen 2014 en 2015 te bezien vanuit het burgerperspectief en te heroverwegen of er bijzondere omstandigheden zijn die rechtvaardigen de verzoeken te beoordelen op basis van de financiële situaties in 2014 en 2015.