2016/011 LBIO neemt drastische maatregelen bij inning opslagkosten

Rapport

In 2010 gingen verzoeker en zijn echtgenote uit elkaar. In mei 2012 kende de rechter voor de duur van de echtscheidingsprocedure partneralimentatie toe aan de vrouw. In juli 2013 schakelde de ex-partner van verzoeker het LBIO in, toen bleek dat verzoeker niet aan zijn betalingsverplichting kon voldoen. Op 3 december 2013 nam het LBIO de inning van de partneralimentatie over vanwege de bestaande betalingsachterstand. Op 26 februari 2014 verzocht het LBIO een gerechtsdeurwaarder om de vordering over te nemen, omdat het beslag bij de werkgever niet voldoende was om de achterstallige alimentatie te innen. Op 25 april 2014 schreef het LBIO aan verzoeker: 'Uw ex-partner heeft aangegeven af te willen zien van de inning door het LBIO. Wij hebben daartoe de vordering met betrekking tot de alimentatie afgeboekt. U blijft echter wel onze opslagkosten verschuldigd. Wij zullen de zaak sluiten zodra deze kosten zijn voldaan.'

Op 5 mei 2014 stelde verzoeker aan de deurwaarder een betalingsregeling voor. De deurwaarder stuurde naar eigen zeggen op 19 mei 2014 een brief aan verzoeker waarin hij aangaf dat hij akkoord ging met het betalingsvoorstel en wat de voorwaarden waren. Volgens verzoeker had hij nooit een bericht van het LBIO of de gerechtsdeurwaarder ontvangen op zijn betalingsvoorstel van

5 mei 2014. Op 1 augustus 2014 legde de deurwaarder vervolgens beslag op de woning van verzoeker, omdat verzoeker zijn eigen betalingsvoorstel niet was nagekomen

Verzoeker diende een klacht in bij de Nationale ombudsman. De Nationale ombudsman stelde een onderzoek in, met de volgende klachtformulering: ‘Verzoeker klaagt over de wijze waarop het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (LBIO) kosten op hem heeft verhaald nadat de inning door het LBIO op verzoek van zijn ex-partner was stopgezet’.

De Nationale ombudsman beoordeelt de gedragingen van het LBIO aan de hand van het behoorlijkheidsvereiste van evenredigheid. Dit vereiste houdt in dat de overheid om haar doel te bereiken een middel kiest dat niet onnodig ingrijpt in het leven van de burger en dat in evenredige verhouding staat tot dat doel.

De Nationale ombudsman vindt beslaglegging op de woning van verzoeker in dit geval niet in verhouding staan tot het te bereiken doel: het innen van de opslagkosten. Op het moment dat de deurwaarder voorstelde om beslag te leggen, had het het LBIO gepast om pas op de plaats te maken en stil te staan bij het ingrijpende karakter van beslaglegging op het huis van verzoeker. Het LBIO stemde echter onverwijld in met het voorstel van de deurwaarder om beslag te leggen op het huis van verzoeker.

De klacht over de onderzochte gedraging van het LBIO te Rotterdam is gegrond wegens schending van het vereiste van evenredigheid.

De Nationale ombudsman heeft met instemming kennis genomen van de toezegging van het LBIO om de kosten van de beslaglegging voor eigen rekening te nemen.

De Nationale ombudsman geeft het LBIO ter overweging om contact met verzoeker op te nemen, excuses aan te bieden voor de wijze waarop tot beslaglegging is overgegaan en verzoeker duidelijkheid te verschaffen over de nog bestaande vordering.

Instantie: Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (LBIO)

Klacht:

wijze waarop het LBIO kosten op verzoeker heeft verhaald nadat de inning door het LBIO op verzoek van zijn ex-partner was stopgezet.

Oordeel:

Gegrond