Verzoeker klaagt er over dat de Belastingdienst niet met terugwerkende kracht de beslagvrije voet bij loonbeslag wil herzien.
Verzoeker moest nog een aanzienlijk bedrag aan huurtoeslag terugbetalen. De Belastingdienst legde daarvoor beslag op verzoekers loon. De Belastingdienst kondigde het beslag bij verzoeker aan en stelde hem in de gelegenheid zijn bezwaren tegen de hoogte van de beslagvrije voet kenbaar te maken. Verzoeker deed dat op dat moment niet.
Na een paar maanden liet verzoeker de Belastingdienst alsnog weten het niet eens te zijn met de hoogte van de beslagvrije voet. De Belastingdienst paste hierop vanaf dat moment de beslagvrije voet aan. De Belastingdienst liet weten dit niet met terugwerkende kracht te doen. Hij beriep zich hierbij op artikel 19.3.4. van de Leidraad Invordering 2008.
Verzoeker was het hier niet mee eens en wendde zich tot de Nationale ombudsman.
De Nationale ombudsman is het met verzoeker eens. De Belastingdienst had de beslagvrije voet wel met terugwerkende kracht moeten aanpassen. De Nationale ombudsman is van oordeel dat zodra het de Belastingdienst bekend was dat de beslagvrije voet te laag was vastgesteld, hij die met terugwerkende kracht moest herstellen. Hoe ver de terugwerkende kracht gaat, zal van geval tot geval moeten worden bekeken. De Nationale ombudsman adviseert de beslagvrije voet zo nodig te corrigeren vanaf ten hoogste één jaar vóór het tijdstip dat de wijziging aan de Belastingdienst is aangetoond of anderszins is gebleken. De Nationale ombudsman concludeert dat de Belastingdienst in strijd met het redelijkheidsvereiste handelde en acht de klacht gegrond. De Nationale ombudsman doet de aanbeveling aan de minister van Financiën de Leidraad Invordering 2008 overeenkomstig dit oordeel aan te passen, alsmede in het geval van verzoeker alsnog de beslagvrije voet met terugwerkende kracht te corrigeren.