2003/256

Rapport

Verzoeker klaagt erover dat controlemedewerkers op de luchthaven Schiphol op 17 februari 2002:

- zijn Zwitserse zakmes uit zijn handbagage hebben ingenomen ter vernietiging, terwijl er andere mogelijkheden waren om het zakmes te verwijderen;

- hebben geweigerd hem, ook toen hij daar om vroeg, een bewijs van inbeslagname van het zakmes te geven.

Beoordeling

1. Op grond van internationale verplichtingen en de Luchtvaartwet dienen personen die aan boord gaan van een luchtvaartuig zich te onderwerpen aan een controle door bewakingspersoneel op de aanwezigheid van wapens, explosieven of andere voorwerpen en stoffen, die de veiligheid en gezondheid van personen kunnen bedreigen, voor de bedreiging van personen geschikt zijn dan wel de veiligheid van het luchtvaartuig in gevaar kunnen brengen. Ten tijde van de onderzochte gedraging waren de artikelen 37g tot en met 37i van de Luchtvaartwet (oud) van toepassing (zie Achtergrond, onder 1. en 2.).

2. De beveiligingswerkzaamheden op de luchthaven Schiphol worden uitgevoerd door personeel van de particuliere beveiligingsfirma Seceurop Nederland Security Check B.V., verder te noemen Seceurop. Daartoe was een overeenkomst gesloten tussen de Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door de minister van Justitie, en Seceurop (vervallen, zie Achtergrond, onder 6.). De werkzaamheden van Seceurop vinden plaats onder verantwoordelijkheid van de Koninklijke Marechaussee, district Schiphol, die belast is met de algehele politietaak op de luchthaven Schiphol. De werkzaamheden worden uitgevoerd overeenkomstig de (interne) instructies van de Koninklijke Marechaussee.

3. Beveiligingsmedewerkers kunnen tijdens de uitvoering van hun werkzaamheden verschillende ongewenste goederen aantreffen, zoals de zogenoemde security-goederen. Wanneer dit zogenoemde strafrechtelijke security-goederen betreft (dit zijn goederen die vallen onder de Wet wapens en munitie; zie Achtergrond, onder 3. en 5.), dienen deze in beslag te worden genomen. Seceurop medewerkers hebben geen strafvorderlijke bevoegdheden. Wanneer zij dergelijke goederen aantreffen, dienen zij de assistentie in te roepen van de afdeling Mobiel Roulerend Toezicht van de Koninklijke Marechaussee.

Zogenoemde niet-strafrechtelijke security-goederen moeten van de passagier worden gescheiden, maar hoeven niet in beslag te worden genomen. Deze goederen kunnen worden ingenomen, en ter afhandeling worden aangeboden aan de betrokken luchtvaartmaatschappij. Deze maatschappij zorgt ervoor dat de ingenomen goederen weer terugkomen bij de eigenaar.

4. In verzoekers handbagage werd op 17 februari 2002 een Zwitsers zakmes aangetroffen. Een dergelijk zakmes valt onder de zogenoemde niet-strafrechtelijke security-goederen. Verzoeker klaagt er in de eerste plaats over dat medewerkers van Seceurop het zakmes hebben ingenomen ter vernietiging. Op zichzelf genomen, en ook gelet op de werkinstructie ter zake, was het niet onjuist dat de betrokken medewerkers het zakmes als voorwerp geschikt voor de bedreiging van personen, hebben ingenomen.

Zoals de minister van Defensie in zijn reactie van 27 november 2002 op de klacht ook heeft aangegeven, had verzoeker echter in de gelegenheid moeten worden gesteld het zakmes aan te bieden aan de luchtvaartmaatschappij, die ervoor had kunnen zorgen dat het zakmes weer bij verzoeker zou terugkomen, of had verzoeker in de gelegenheid moeten worden gesteld het voorwerp alsnog in zijn ruimbagage op te bergen (zie Achtergrond, onder 4.).

De gedraging is op dit punt niet behoorlijk.

5. Nu de betrokken medewerkers van Seceurop ten onrechte verzoekers zakmes hebben ingenomen ter vernietiging, moet het resterende onderdeel van de gedraging waarop de klacht betrekking heeft, eveneens worden aangemerkt als niet-behoorlijk.

Verzoeker klaagt er met name nog over dat de medewerkers hebben geweigerd om hem, ook toen hij daar om verzocht, een bewijs van inname van het zakmes te geven. Dit was niet juist nu in de werkinstructie staat vermeld dat in dat geval een voucher aan de passagier behoort te worden uitgereikt (zie achtergrond, onder 3.).

6. Ten overvloede wordt nog het volgende overwogen.

De minister zegde in zijn reactie van 27 november 2002 op de klacht toe dat Seceurop door tussenkomst van de Bevelhebber der Koninklijke Marechaussee zou worden verzocht om verzoeker de door hem geleden schade te vergoeden. Op 31 maart 2003, ruim vier maanden nadat de minister de toezegging had gedaan, liet verzoeker echter weten nog geen schadevergoeding te hebben ontvangen.

Eerst naar aanleiding van een interventie door de Nationale ombudsman werd verzoeker bij brief van 18 april 2003 geïnformeerd dat zou worden overgegaan tot uitbetaling.

7. Voorts wordt nog ten overvloede het volgende overwogen ten aanzien van de behandeling van verzoekers klacht. Op grond van de hiervóór onder 2. genoemde overeenkomst diende ten tijde van de onderzochte gedraging de behandeling van klachten over het optreden van het beveiligingspersoneel plaats te vinden in de geest de "Klachtenregeling politietaken Koninklijke marechaussee/krijgsmacht" (zie Achtergrond, onder 6. en 7.) onder de verantwoordelijkheid van de Commandant District Koninklijke Marechaussee Luchtvaart.

Het was dan ook niet juist dat de Koninklijke Marechaussee verzoekers klacht na de behandeling door Seceurop niet verder heeft afgedaan (zie Achtergrond, onder 6, bijlage 3 onder 4.).

Conclusie

De klacht over de onderzochte gedraging van de Koninklijke Marechaussee, die wordt aangemerkt als een gedraging van de minister van Defensie, is gegrond.

Met instemming heeft de Nationale ombudsman ervan kennisgenomen dat de minister er zorg voor heeft gedragen dat aan verzoeker alsnog de door hem geleden schade is vergoed.

Onderzoek

Op 7 mei 2002 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer R. te Haarlem, met een klacht over een gedraging van de Koninklijke Marechaussee.

Naar deze gedraging, die wordt aangemerkt als een gedraging van de minister van Defensie, werd een onderzoek ingesteld.

In het kader van het onderzoek werd de minister van Defensie verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben. Het verzoek van de minister om vertrouwelijke behandeling van een deel van de door hem toegezonden stukken, werd gedeeltelijk gehonoreerd.

Tevens werd de minister een aantal specifieke vragen gesteld.

Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen.

De reactie van de minister van Defensie gaf aanleiding het verslag aan te vullen.

Verzoeker gaf binnen de gestelde termijn geen reactie.

Bevindingen

De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:

A. feiten

1. Op 17 februari 2002 namen beveiligingsmedewerkers van Seceurop Nederland Security Check BV (verder te noemen: Seceurop) op de luchthaven Schiphol verzoeker bij de controle van zijn handbagage diens zakmes af.

2. Verzoeker diende hierover op 5 maart 2003 een klacht in bij de Koninklijke Marechaussee district Schiphol. Hij verzocht om betaling van de kosten van een nieuw zakmes.

3. Bij brief van 28 maart 2002 bevestigde de Koninklijke Marechaussee de ontvangst van de klacht. De Koninklijke Marechaussee deelde verzoeker daarbij mee dat, omdat de klacht was gericht tegen het optreden van medewerkers van Seceurop, de klacht ter behandeling was doorgestuurd naar Seceurop.

4. Seceurop reageerde op verzoekers klacht bij brief van 2 juli 2002 en deelde daarbij onder meer het volgende mee:

“Volgens de werkinstructies, welke opgesteld worden door de Koninklijke Marechaussee, dient ons beveiligingspersoneel alle scherpe attributen uit handbagage te verwijderen. Dit wordt op de luchthaven bij de ingang naar de incheckbalies aangegeven.

(…)

De houding van onze beveiligingsmedewerker, uitgaande van hetgeen u vermeldt, is niet correct geweest. Hij had u de mogelijkheid om het zakmes alsnog in uw ruimtebagage te deponeren moeten voorleggen.

Concluderend merk ik op dat het feit dat het mes is ingenomen correct en volgens de aan ons opgelegde werkinstructie is. Wij zien daarom geen reden om tot uitkering van uw claim over te gaan. De manier waarop de medewerker u heeft behandeld is niet conform onze normen. De betreffende medewerker is hierop reeds aangesproken.”

B. Standpunt verzoeker

Voor het standpunt van verzoeker wordt verwezen naar de klachtformulering onder Klacht.

C. Standpunt Minister van Defensie

1. In reactie op de klacht deelde de minister van Defensie bij brief van 27 november 2002 het volgende mee:

“Allereerst merk ik met betrekking tot de situatie op Schiphol het volgende op. Passagiers zijn overeenkomstig de reisvoorwaarden van de luchtvaartmaatschappijen verplicht zich te onderwerpen aan een veiligheidscontrole. Indien passagiers dit weigeren worden zij uitgesloten van vervoer. De exploitanten van burgerluchthavens zijn verplicht zorg te dragen voor dergelijke controles. Een en ander vloeit voort uit zowel internationale verplichtingen (bijv. het Verdrag van Chicago) (zie Achtergrond, onder 2.; N.o.) als uit Nederlandse regelgeving (artikelen 37g t/m 37i van de Luchtvaartwet) (oud, zie Achtergrond, onder 1.; N.o.). De beveiligingswerkzaamheden op de luchthaven Schiphol worden uitgevoerd door personeel van de particuliere beveiligingsfirma Seceurop Nederland Security Check B.V. Daartoe is een overeenkomst gesloten op 12 februari 1998, welke inmiddels voor een periode van één jaar is verlengd, tussen de Staat der Nederlanden (ten deze vertegenwoordigd door de Minister van Justitie) en de firma Seceurop (vervallen, zie Achtergrond, onder 6.; N.o.) waarbij is overeengekomen dat Seceurop personeel ter beschikking stelt aan de Staat voor het uitvoeren van de werkzaamheden als bedoeld in de artikelen 37g tot en met 37i van de Luchtvaartwet. Deze firma draagt er zorg voor dat de werkzaamheden, overeenkomstig de instructies van de Koninklijke Marechaussee, worden uitgevoerd onder leiding van een deskundig contactpersoon. Deze werkzaamheden vinden plaats onder verantwoordelijkheid c.q. krachtens instructie van de Koninklijke Marechaussee, die op de luchthaven Schiphol belast is met de algehele politietaak, maar worden feitelijk geheel zelfstandig uitgevoerd. Slechts indien daartoe aanleiding is worden beambten van de Koninklijke Marechaussee ter assistentie geroepen, bijvoorbeeld omdat bij een veiligheidscontrole voorwerpen zijn aangetroffen die vallen onder de Wet Wapens en munitie. Het Seceurop-personeel is strafvorderlijk niet bevoegd. Hiervoor is personeel van de afdeling Mobiel Roulerend Toezicht van de Koninklijke Marechaussee district Schiphol beschikbaar. Deze handelwijze staat beschreven in de werkinstructie. Een afschrift van de werkinstructie treft u hierbij aan.

(…)

Naast een schriftelijke instructie ontvangt het personeel van Seceurop ook een opleiding van de Koninklijke Marechaussee. De Koninklijke Marechaussee doet door middel van steekproeven onderzoek naar de effectiviteit van de door het personeel van Seceurop verrichte controles op de aanwezigheid van wapens, explosieven en andere stoffen, als bedoeld in artikel 37g van de Luchtvaartwet.

In bijlage 3 van voornoemde overeenkomst is aangegeven op welke wijze klachten over het optreden van Seceurop-personeel worden afgedaan. Hoewel de Klachtenregeling politietaken Koninklijke marechaussee/krijgsmacht (zie Achtergrond, onder 7.; N.o.) niet van toepassing is dienen de klachten door de Commandant Kmar district Schiphol wel in de geest van deze klachtenregeling te worden afgedaan. Hieruit volgt dat de klacht van verzoeker door de Commandant Kmar district Schiphol had moeten worden afgedaan. Ik heb evenwel geconstateerd dat de klacht inmiddels is behandeld door Seceurop. De Commandant Kmar district Schiphol zal er door tussenkomst van de Bevelhebber der Koninklijke Marechaussee op worden gewezen dat hij dergelijke klachten moet afdoen.

Voor wat betreft de inhoudelijke afdoening van verzoekers klacht merk ik het volgende op. De inbeslagname van verzoekers zakmes is niet geschied conform de werkinstructie. Verzoeker had in de gelegenheid gesteld moeten worden het zakmes aan te bieden aan de afhandelingsmaatschappij, die ervoor had kunnen zorgen dat het zakmes weer bij verzoeker terug zou komen. Gelet hierop ben ik dan ook van mening dat de door verzoeker geleden schade voor vergoeding in aanmerking komt. Ik zal dan ook, door tussenkomst van de Bevelhebber der Koninklijke Marechaussee, Seceurop verzoeken de door verzoeker geleden schade te vergoeden.”

D. Nadere informatie verzoeker

Verzoeker deelde bij e-mailbericht van 31 maart 2003 mee dat hij de schadevergoeding die de minister hem in het vooruitzicht had gesteld, nog niet had ontvangen.

E. nadere informatie ministerie van defensie

Op 2 april 2003 is verzoekers klacht dat nog geen betaling van de schadevergoeding had plaatsgevonden, telefonisch voorgelegd aan het Ministerie van Defensie.

Daarop ontving de Nationale ombudsman op 18 april 2003 per faxbericht van het ministerie een kopie van de brief van 18 april 2003 van Seceurop aan verzoeker, waaruit blijkt dat het bedrag van de schadevergoeding aan hem wordt overgemaakt.

Achtergrond

1. Luchtvaartwet (oud)

Hoofdstuk IV. Luchtvaartterreinen

Afdeling 3A. Beveiliging luchtvaartterreinen

§ 3. De uitoefening van controle door bewakingspersoneel

Artikel 37g

“1. De personen die aan boord gaan van een luchtvaartuig onderwerpen zich aan een controle door het bewakingspersoneel op de aanwezigheid van wapens, explosieven of andere voorwerpen en stoffen, die de veiligheid en gezondheid van personen kunnen bedreigen, voor de bedreiging van personen geschikt zijn dan wel de veiligheid van het

luchtvaartuig in gevaar kunnen brengen. Deze controle omvat in ieder geval:

a. een onderzoek met behulp van daartoe bestemde detectieapparatuur, van passagiers en hun handbagage, tenzij stelselmatig een onderzoek als bedoeld onder b, plaatsvindt;

b. een onderzoek van passagiers aan hun kleding en een onderzoek van hun handbagage, welk onderzoek steekproefsgewijs dan wel, in door Onze Minister van Justitie te bepalen gevallen, stelselmatig wordt uitgevoerd.

2. Steekproefsgewijs wordt een controle uitgevoerd:

(…)

b. op de bagage die bestemd is om in het ruim van een luchtvaartuig te worden meegevoerd en

c. naar de betrouwbaarheid van passagiers als bedoeld in het eerste lid.

3. Bij toepassing van artikel 37i kan de controle als bedoeld in het tweede lid, stelselmatig worden uitgevoerd.”

Artikel 37h

“1. Passagiers die weigeren zichzelf of hun bagage aan controle te onderwerpen, wordt verhinderd enig luchtvaartuig te betreden, hun wordt de verdere toegang tot de in artikel 37b, eerste lid, bedoelde delen van het luchtvaartterrein ontzegd en zij worden daaruit zo nodig verwijderd.

2. Bagage waarvan de herkomst of de eigendom van een van de inzittenden in het betrokken luchtvaartuig niet is vastgesteld, wordt niet aan boord van het luchtvaartuig gebracht dan na onderzoek op de aanwezigheid van wapens, explosieven of andere voorwerpen en stoffen, die de veiligheid en gezondheid van personen kunnen bedreigen, voor de bedreiging van personen geschikt zijn dan wel de veiligheid van het luchtvaartuig in gevaar kunnen brengen.

3. Bij de controle aangetroffen wapens, explosieven of andere voorwerpen en stoffen, die de veiligheid en gezondheid van personen kunnen bedreigen, voor de bedreiging van personen geschikt zijn dan wel de veiligheid van het luchtvaartuig in gevaar kunnen brengen, worden niet dan in overeenstemming met door Onze Minister van Justitie te stellen regels en door of vanwege hem te geven aanwijzingen aan boord van een luchtvaartuig gebracht.

4. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op de persoon bij wie of in wiens bagage voorwerpen als bedoeld in het derde lid, worden aangetroffen en die deze niet op een overeenkomstig de ingevolge het derde lid gestelde regels of gegeven aanwijzingen, gedaan verzoek van het bewakingspersoneel afgeeft.”

Artikel 37i

“1. Onze Minister van Justitie kan op grond van omstandigheden en inlichtingen vaststellen, dat er ten aanzien van een luchtvaartterrein, dan wel bepaalde daar aanwezige luchtvaartuigen, het vermoeden gerechtvaardigd is, dat een bijzonder gevaar bestaat dat zij het object van geweldpleging, aanslagen of bedreiging zullen vormen. Hij geeft hiervan onverwijld kennis aan de exploitant.

2. Na toepassing van het eerste lid worden geen goederen of dieren aan boord van de betrokken luchtvaartuigen gebracht dan na, zonodig stuksgewijs, onderzoek op de aanwezigheid van wapens, explosieven of andere voorwerpen en stoffen, die de veiligheid en gezondheid van personen kunnen bedreigen, voor de bedreiging van personen geschikt zijn dan wel de veiligheid van het luchtvaartuig in gevaar kunnen brengen.

3. Onze Minister van Justitie kan in andere dan de in het eerste lid bedoelde gevallen, luchtvaartuigen aanwijzen met betrekking tot welke het tweede lid van toepassing is.”

2. Het Verdrag van Chicago (1944)

Het verdrag betreffende de burgerluchtvaart vormt de basis voor de veiligheid van het internationale luchtverkeer. Praktisch alle luchtvaartlanden van de wereld hebben dit verdrag bekrachtigd. In Nederland is het in werking getreden op 25 april 1947. Het verdrag is uitsluitend van toepassing op burgerluchtvaartuigen. Universele toepassing van de regels is het doel. Het verdrag is gebaseerd op een onderling vertrouwen tussen staten om zich aan de regels te houden om voor een ieder een zo groot mogelijke veiligheid te garanderen.

3. Werkinstructie Seceurop Versie 6, 30 januari 2001

“(…)

Wl 8.2 Securitv-goederen.

Voorwerpen waarmee een kaping, sabotage of aanslag kan worden uitgevoerd of voorwerpen die voor afdreiging geschikt zijn vallen onder security-goederen.

Security-goederen zijn te verdelen in:

A. Strafrechtelijke security-goederen.

B. Niet-strafrechtelijke security-goederen.

Ad. A: Alle goederen die vallen onder de Wet Wapens en munitie. Deze goederen worden in beslag genomen door het MRT (Mobiel Roulerend Toezicht; N.o.). De afhandeling is in handen van het MRT, en de inbeslaggenomen goederen worden door het MRT meegenomen.

Bijvoorbeeld: pistolen, revolvers, stiletto's, valmessen, boksbeugels, werpsterren, vilmessen, wurg-stokjes, explosieven en/of bommen.

Ad. B: Voorwerpen waarmee een kaping, aanslag of sabotage kan worden uitgevoerd of voorwerpen die voor afdreiging geschikt zijn, maar niet in strijd zijn met de Wet Wapens en Munitie. Deze voorwerpen moeten van de passagier worden gescheiden. Deze voorwerpen hoeven niet in beslag genomen te worden en kunnen door het team worden ingenomen en worden aangeboden aan de afhandeling. De afhandelingsmaatschappij zorgt ervoor dat de ingenomen goederen weer terug komen bij de eigenaar.

Bijvoorbeeld: vleesmessen, grote scharen en grote schroevendraaiers.

Bij het innemen van deze voorwerpen wordt de security-enveloppe ingevuld. Nadat de security-enveloppe is ingevuld wordt een voucher gegeven aan:

- de passagier

- operationeel management Seceurop

De ingevulde security-enveloppe gaat naar de afhandeling van de luchtvaart-maatschappij.

(…).”

4. Aanwijzing extra maatregelen BBLV (Brigade Beveiliging Burgerluchtvaart) 19 september 2001

“(…)

2. De volgende maatregelen zijn op Schiphol ingevoerd:

a. Handbagage

Voor alle uitgaande vluchten worden de volgende maatregelen getroffen:

(1) verwijdering van alle (zak-)messen uit de handbagage;

(2) verwijdering van alle voor bedreiging geschikte voorwerpen uit de handbagage (o.a-: nagelschaartjes, nagelvijltjes, schroevendraaiers, priemen etc etc);

b. Passagiercontrole

Voor alle uitgaande vluchten worden de volgende maatregelen getroffen:

(1) verwijdering van alle (zak-)messen;

(2) verwijdering van alle voor bedreiging geschikte voorwerpen (o,a.:

nagelschaartjes, nagelvijltjes, schroevendraaiers, priemen etc etc);

3. Geadviseerd wordt bij aantreffen van bovenstaande goederen de passagiers de gelegenheid te geven deze in de ruimbagage op te bergen. Tevens verdient het aanbeveling dit dzv de exploitant c.q. luchtvaartmaatschappij vooraf kenbaar te maken middels bebording, teletekst e.d.

(…).”

5. Wet Wapens en munitie

Artikel 52, eerste lid

“De bij of krachtens artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering aangewezen ambtenaren zijn te allen tijde bevoegd tot inbeslagneming van daarvoor vatbare voorwerpen.”

6. Beveiligingsovereenkomst Burgerluchtvaartterreinen, overeenkomst van 12 februari1998 tussen de Staat der Nederlanden (vertegenwoordigd door de minister van Justitie), en Seceurop Nederland Security Check B.V. (vervallen)

Artikel 1

1.1 Het Beveiligingsbedrijf stelt voor de beveiliging van de burgerluchtvaartterreinen in Nederland voldoende personeel (zowel wat betreft kwantiteit als ook kwaliteit) ter beschikking aan de Staat voor het uitvoeren van de werkzaamheden als bedoeld in artikel 37g tot en met artikel 37i Luchtvaartwet. Het Beveiligingsbedrijf draagt er zorg voor dat de hiervoor bedoelde werkzaamheden gedurende de looptijd van deze overeenkomst worden uitgevoerd onder leiding van een deskundig contactpersoon, aangesteld in overleg met de Staat. Hetzelfde geldt voor de beoogde vervanger(s) van deze contactpersoon.

Het Beveiligingsbedrijf draagt er zorg voor 24 uur per dag telefonisch/per fax bereikbaar te zijn. Bij het Beveiligingsbedrijf dient in dat kader te allen tijde een beslissingsbevoegd persoon aanwezig te zijn, zulks voor de beveiligingswerkzaamheden op de Luchthaven Schiphol.

1.2 Betreffende de sub 1.1 bedoelde ter beschikkingstelling van personeel en uitvoering van werkzaamheden zijn van toepassing het Programma van eisen, d.d. december 1996, meer in het bijzonder Deel II en III daarvan, alsmede de offerte van het Beveiligingsbedrijf.

Het Programma van Eisen en de offerte van het Beveiligingsbedrijf (…) maken daarvan deel uit.

1.3 De ter beschikkingstelling van personeel door het Beveiligingsbedrijf en de uitvoering van de desbetreffende werkzaamheden, inclusief de rapportage en het afhan'delen van klachten en schadeclaims als bedoeld sub 3.4 en 3.5 van Deel III van het Programma van Eisen, geschieden krachtens instructie c.q. onder toezicht van de verantwoordelijke functionarissen van de KMAR, zoals aangegeven in Deel II van het Programma van Eisen. Een schriftelijke instructie over de klachten afhandeling wordt (…) aan deze overeenkomst gehecht en maakt daarvan deel uit.”

(…)

BIJLAGE 3

KLACHTENBEHANDELING

1. Inleiding

Op grond van artikel 37 van de Luchtvaartwet vinden controles op passagiers van luchtvaartuigen - in het kader van de beveiliging burgerluchtvaart alleen plaats onder verantwoording van de Nederlandse overheid door personeel van een met name genoemde beveiligingsorganisatie. Ter uitvoering hiervan worden de werkzaamheden van het beveiligingsorganisatie uitgevoerd conform een door de Koninklijke marechaussee opgestelde werkinstructie.

Ingevolge het gestelde in de Politiewet 1993 is met betrekking tot de behandeling, het onderzoek en de afdoening van klachten over het optreden van ambtenaren van de Koninklijke marechaussee de "Klachtenregeling politietaken Koninklijke marechaussee/krijgsmacht" van toepassing.

De behandeling, het onderzoek en de afdoening van klachten over het optreden van het beveiligingspersoneel valt niet onder genoemde klachtenregeling, doch vindt plaats in de geest van deze klachtenregeling en onder de directe verantwoordelijkheid Commandant District Koninklijke marechaussee Luchtvaart (D-DKMarLv).

2. Klachtenmanager

Het beveiligingsbedrijf is gehouden een klachtenmanager aan te wijzen.

3. Klachten en schadeclaims

* Bij ontvangst van een klacht door het beveiligingsbedrijf over houding en/of gedrag van het eigen beveiligingspersoneel, eventueel in combinatie met een schadeclaim, zal de klachtenmanager de klacht - alsmede alle hierop betrekking hebbende correspondentie - binnen vijf werkdagen na ontvangst ter behandeling en onderzoek doorzenden aan de Commandant District Koninklijke marechaussee Luchtvaart, waarbij de klachtenmanager tegelijkertijd schriftelijk klager informeert over deze doorzending.

* Het beveiligingsbedrijf is verplicht alle relevante gegevens aan C-DKMarLv te verstrekken.

* In voorkomend geval kan C-DKMarLv ook rechtstreeks informatie inwinnen bij de klachtenmanager van het beveiligingsbedrijf.

* Indien de Koninklijke marechaussee rechtstreeks een klacht over houding en/of gedrag van het beveiligingspersoneel van het beveiligingsbedrijf, eventueel in combinatie met een schadeclaim, ontvangt zal de C-DKMarLv binnen vijf werkdagen schriftelijk het beveiligingsbedrijf hieromtrent op de hoogte stellen.

* Indien de Kmar rechtstreeks een schadeclaim ontvangt die betrekking heeft op het beveiligingsbedrijf zal C-DKMarLv deze binnen 5 werkdagen aan het beveiligingsbedrijf doorzenden ter onderzoek en behandeling. In geval van toerekenbare tekortkoming door het beveiligingspersoneel van het beveiligingsbedrijf wordt de schadeclaim afgehandeld.

4. Afdoening

Van de resultaten van het door genoemde C-DKMarLv gelaste onderzoek wordt een schriftelijke rapportage opgesteld. De C-DKMarLv geeft op basis van de onderzoeksresultaten een behoorlijkheidsoordeel over de klacht.

Een afschrift/kopie van de beslissing door genoemde C-DKMarLv wordt gezonden aan de klachtenmanager van het beveiligingsbedrijf.

Na ontvangst van de hiervoor bedoelde beslissing zal de klachtenmanager het oordeel van C-DKMarLv bespreken mei het betreffende personeel van het beveiligingsbedrijf en waar nodig corrigerende maatregelen treffen.”

7. Klachtenregeling politietaken Koninklijke marechaussee/ krijgsmacht

Artikel 1 Definitiebepaling

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. ambtenaar: militair van de Koninklijke marechaussee in de uitoefening van de politietaken, bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de Politiewet 1993, tegen wie een klacht is ingediend;

b. beheerder: minister van Defensie, dan wel een andere door hem aangewezen persoon;

c. bevoegd gezag: bevoegd gezag, bedoeld in artikel 15 van de Politiewet 1993.

Artikel 2 Klachtencommissie

1. Er is een 'klachtencommissie Koninklijke marechaussee / krijgsmacht die de beheerder gevraagd en ongevraagd adviseert over de afdoening van klachten over het optreden van ambtenaren van de Koninklijke marechaussee.

2. De klachtencommissie Koninklijke marechaussee / krijgsmacht bestaat uit een oneven aantal, doch ten minste uit drie, onafhankelijke leden en een ambtelijk secretaris.

3. De leden worden voor een periode van drie jaar door de minister van Defensie benoemd. De leden zijn eenmaal opnieuw te benoemen.

4. De klachtencommissie Koninklijke marechaussee / krijgsmacht stelt regels vast omtrent haar werkwijze.

5. De klachtencommissie brengt éénmaal per jaar aan de beheerder verslag uit van haar werkzaamheden en bevindingen.

Artikel 3 Het indienen van een klacht

1. Een ieder kan een klacht indienen over de wijze waarop een ambtenaar zich in een bepaalde aangelegenheid jegens een natuurlijk persoon of een rechtspersoon heeft gedragen.

2. Een klacht wordt schriftelijk ingediend bij de beheerder, dan wel bij de burgemeester van de gemeente waar de gedraging waarover wordt geklaagd heeft plaatsgevonden.

3. Een klacht wordt ingediend binnen een jaar nadat de gedraging waarover wordt geklaagd, heeft plaatsgevonden.

Artikel 4 Een klacht

1. Een klacht bevat de navolgende gegevens:

a. de naam en het adres van de klager;

b. een omschrijving van de gedraging waartegen de klacht zich richt;

c. de bezwaren tegen de gedraging waarop de klacht betrekking heeft.

2. Zonodig wordt de klager in staat gesteld binnen twee weken deze gegevens aan te vullen.

Artikel 5 Ontvangstbevestiging

1. De beheerder bevestigt terstond schriftelijk de ontvangst van de klacht en maakt daarbij melding van het verloop van de procedure.

2. Terzelfder tijd wordt een afschrift van de klacht gezonden aan:

a. de ambtenaar;

b. de klachtencommissie Koninklijke marechaussee / krijgsmacht;

c. het bevoegd gezag;

d. de officier van justitie te Arnhem belast met militaire zaken.

Artikel 6 Onderzoek

De beheerder stelt een onderzoek in naar de klacht, indien deze betrekking heeft op een gedraging van een ambtenaar.

Artikel 7 Initiatiefrecht

1. Indien de aard van de klacht daartoe aanleiding geeft, kan op voordracht van de beheerder of op verzoek van de klachtencommissie Koninklijke marechaussee / krijgsmacht de behandeling van de klacht, als bedoeld in artikel 10, door de klachtencommissie Koninklijke marechaussee / krijgsmacht worden verricht.

2. De beheerder stelt de klager, de ambtenaar, het bevoegd gezag en de officier van justitie te Arnhem onverwijld op de hoogte van een beslissing als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 8 Het achterwege laten van onderzoek

1. De beheerder kan onderzoek naar de klacht achterwege laten in het geval:

a. de klacht niet binnen de termijn, genoemd in artikel 3, derde lid, is ingediend;

b. de klacht niet de gegevens bevat, bedoeld in artikel 4, eerste lid, en de klager niet binnen twee weken voor aanvulling heeft zorg gedragen;

c. het belang van de klager kennelijk onvoldoende is;

d. de klacht kennelijk ongegrond is;

e. de klacht een gedraging betreft, die reeds eerder, met inachtneming van de artikelen 4 en volgende van deze klachtenregeling, is behandeld.

2. Van een beslissing als bedoeld in het eerste lid stelt de beheerder de klager, de klachtencommissie Koninklijke marechaussee/ krijgsmacht, de ambtenaar, het bevoegd gezag en de officier van justitie te Arnhem binnen vier weken schriftelijk in kennis.

Artikel 9 Schorsing onderzoek

1. Een onderzoek naar een klacht, voor zover die betrekking heeft op een misdrijf, blijft achterwege zo lang ter zake een opsporingsonderzoek op bevel van de officier van justitie of een vervolging, gaande is, dan wel een beklagprocedure als bedoeld in artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering aanhangig is.

2. De beheerder stelt de klager, de klachtencommissie Koninklijke marechaussee / krijgsmacht, de ambtenaar en het bevoegd gezag onverwijld van de schorsing schriftelijk in kennis.

Artikel 10 De wijze van onderzoek en rapportage

1. Aan de ambtenaar wordt een afschrift van het klaagschrift alsmede van de daarbij meegezonden stukken toegezonden.

2. De klager en de ambtenaar worden in de gelegenheid gesteld te worden gehoord.

3. Van het horen van de klager kan worden afgezien indien deze heeft verklaard geen gebruik te willen maken van het recht te worden gehoord.

4. Van het horen wordt een verslag gemaakt.

5. De klager en de ambtenaar kunnen zich laten bijstaan door een door hen aan te wijzen persoon.

6. Van de resultaten van het onderzoek wordt een rapportage opgesteld die terstond in afschrift aan het bevoegd gezag en aan de klachtencommissie Koninklijke marechaussee / krijgsmacht wordt gezonden.

Artikel 11 Advies klachtencommissie

1. In het geval de aard van de klacht daartoe aanleiding geeft, kan de beheerder voor afdoening van de klacht advies vragen aan de klachtencommissie Koninklijke marechaussee / krijgsmacht.

2. In het geval de klachtencommissie Koninklijke marechaussee / krijgsmacht ongevraagd de beheerder van advies wil dienen, stelt zij de beheerder daarvan zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk één week na ontvangst van de in artikel 10, zesde lid, bedoelde rapportage, in kennis.

3. In de gevallen, bedoeld in het eerste en tweede lid, stelt de beheerder de klager en de ambtenaar daarvan schriftelijk in kennis. De beheerder maakt daarbij melding van een verlenging van de behandelingsduur met vier weken.

Artikel 12

1. De klachtencommissie Koninklijke marechaussee / krijgsmacht krijgt van de beheerder alle gegevens die de commissie voor advisering nodig acht.

2. De klachtencommissie Koninklijke marechaussee/ krijgsmacht kan de klager, de ambtenaar, getuigen of deskundigen schriftelijk dan wel mondeling horen.

3. De klachtencommissie Koninklijke marechaussee / krijgsmacht geeft binnen drie weken na ontvangst van het verzoek, bedoeld in artikel. 11, eerste lid, onderscheidenlijk de kennisgeving, bedoeld in artikel 11, tweede lid, advies aan de beheerder.

Artikel 13 Afdoening

1. De beheerder neemt een beslissing over de vraag of de wijze waarop de ambtenaar zich heeft gedragen al dan niet behoorlijk is geweest.

2. De beheerder stelt de klager, de klachtencommissie Koninklijke marechaussee / krijgsmacht, de ambtenaar, het bevoegd gezag, en de officier van justitie te Arnhem belast met militaire zaken, schriftelijk in kennis van zijn met redenen omklede beslissing.

3. Bij zijn beslissing maakt de beheerder melding van de mogelijkheid om ingevolge artikel 12 van de Wet Nationale ombudsman een verzoekschrift in te dienen.

Artikel 14 Termijnen voor afdoening

1. Een klacht wordt afgedaan binnen zes weken na ontvangst.

2. In het geval de klachtencommissie Koninklijke marechaussee / krijgsmacht een advies uitbrengt over de afdoening van de klacht, wordt de klacht afgedaan binnen tien weken na ontvangst.

3. In het geval de afdoeningstermijn wordt overschreden, stelt de beheerder de klager en de ambtenaar schriftelijk in kennis van de redenen die daaraan ten grondslag liggen alsmede van de termijn waarbinnen afdoening alsnog te verwachten valt.”

Instantie: Koninklijke Marechaussee

Klacht:

Op Schiphol verzoekers Zwitserse zakmes ingenomen ter vernietiging, terwijl er andere mogelijkheden waren om zakmes te verwijderen, geweigerd bewijs van inbeslagname van zakmes te geven.

Oordeel:

Gegrond