Besluitvorming bij internationale kinderontvoering

Rapport

Verzoekster, hierna te noemen "moeder" woonde in Canada, samen met haar partner, verder te noemen "vader" en hun minderjarige zoon Luca.

In november 2018 vertrok het gezin naar Spanje. Toen Luca vier jaar oud was zijn de ouders elkaar gegaan en is moeder zonder toestemming van de vader met Luca naar Canada vertrokken. Vervolgens startte de vader vanuit Spanje een procedure in Canada. Hij vond dat Luca terug moest naar Spanje.

De Canadese rechter besliste dat Luca naar Spanje terug moest. Moeder stelde tegen deze uitspraak hoger beroep in, maar ze wachtte de uitspraak op het hoger beroep niet af. Zij verliet Canada samen met Luca. Zij reisden via Duitsland door naar Nederland, naar de oma van moeder. Daar werden ze door de Nederlandse politie aangetroffen die door vader was ingeschakeld. Moeder en Luca werden meegenomen naar het politiebureau. Er was overleg tussen de politie, het Openbaar Ministerie en de Raad voor de Kinderbescherming over wat er met Luca moest gebeuren, maar er kwam geen jeugdprofessional naar het politiebureau om Luca te zien. Nog diezelfde avond werd Luca aan zijn vader overgedragen. Voorwaarde was dat vader en Luca beschikbaar moesten blijven en hun paspoorten moesten afgeven aan de politie. De advocaat van moeder liet aan de officier van justitie weten dat hij een kort geding zou starten zodat Luca bij moeder mocht blijven. De OvJ wachtte het kort geding niet af. Zij besloot de volgende dag dat de paspoorten van vader en Luca door de politie aan vader konden worden teruggegeven. Vader is vervolgens met onbekende bestemming met Luca uit Nederland vertrokken zonder dat Luca en zijn moeder afscheid van elkaar konden nemen. Later oordeelde de Canadese rechter in hoger beroep dat Luca terug moest naar moeder. Maar het duurde uiteindelijk ruim anderhalf jaar en er waren meerdere procedures nodig voordat de moeder en Luca elkaar terugzagen.

De Nationale ombudsman en de Kinderombudsman vinden dat het Openbaar Ministerie, de politie en de Raad voor de Kinderbescherming te haastig hebben gehandeld, dat er geen zorgvuldige beslissingen zijn genomen in deze zaak en dat de belangen van Luca niet voorop zijn gesteld.  De klacht is gegrond vanwege schending van het behoorlijkheidsvereiste van redelijkheid en het niet naleven van de kinderrechten van Luca.

De ombudsmannen bevelen de instanties aan om met elkaar over deze casus in gesprek te gaan en afspraken voor de toekomst te maken.