Verzoekster ging werken bij het Openbaar Ministerie (OM) en had daarom contact met het OM als haar werkgever. Op dat moment deed het OM ook onderzoek naar verzoeksters man.
Het OM had hierdoor twee verschillende rollen. Een rol als verzoeksters werkgever en een rol als opsporingsinstantie (vanwege het onderzoek naar verzoeksters man). Vanuit die rollen beschikte het OM over informatie. Verzoekster stelde dat die informatie binnen het OM was uitgewisseld. Volgens verzoekster had het OM de twee rollen hiermee onvoldoende uit elkaar gehouden. Ook stelde verzoekster dat het OM als opsporingsinstantie onderzoek naar haar had gedaan, terwijl zij geen verdachte was. Verder klaagde verzoekster over de klachtbehandeling door het OM.
De ombudsman vond alle klachten van verzoekster terecht. Tijdens het onderzoek van de ombudsman bleek dat binnen het OM informatie was gedeeld. De ombudsman vond dat het OM onvoldoende had uitgelegd waarom dit mocht. Verder vond de ombudsman dat het OM onvoldoende duidelijkheid had gegeven over het onderzoek naar verzoekster. Toen verzoekster bij het OM klaagde, nam het OM haar klacht niet in behandeling. De ombudsman oordeelde dat dit niet terecht was.