De gemeente Nijmegen is eigenaar van een groot aantal kunstwerken van kunstenaar X. Het museum Y beheert deze werken voor de gemeente op basis van een beheersovereenkomst. Omdat het museum over wil gaan tot het ontzamelen van een aanzienlijk deel van de kunstwerken, vraagt het museum de gemeente daar de noodzakelijke toestemming voor. Het museum stelt de gemeente voor de 664 kunstwerken te schenken aan een neef (het betreft een neef van de echtgenote van de kunstenaar (beiden inmiddels overleden). De neef spreekt met het museum af zorg te dragen voor verdere verdeling van de werken binnen de familie. De gemeente geeft haar toestemming.
Verzoekster is een nicht van de kunstenaar (haar vader was zijn broer en destijds tevens diens executeur-testamentair). Zij verneemt van de neef dat hij de kunstwerken geschonken heeft gekregen. Zij is het er niet mee eens dat deze neef, die zij en haar directe familie niet kennen, door de gemeente als begunstigde is aangewezen. Het blijkt dat de neef een bekende is van de directeur van het museum en ook dat hij het grootste deel van de kunstwerken, zo'n 500, voor zichzelf wil houden. Zij vraagt de gemeente, namens de vijf kinderen van wijlen haar vader, uitleg te geven over de gang van zaken: op basis waarvan is men gekomen tot de keuze van de neef als begunstigde? Is er een waardebepaling gedaan? Waarom zijn er geen voorwaarden verbonden aan de schenking? Kan de gemeente haar uitleggen op welke manier het binnen de richtlijnen voor het ontzamelen van kunstcollecties (de LAMO) heeft gewerkt? Het komt op haar over dat er sprake is geweest van een "deal" tussen het museum, gemeente en de neef, nu de neef een bekende is van het museum.
De gemeente laat verzoekster weten dat zij zorgvuldig en binnen de regels van de LAMO heeft gehandeld. De gemeente legt echter niet uit waarom. Dit leidt tot een klachtprocedure bij de gemeente. Hierna wordt er iets meer duidelijk, maar verzoekster voelt zich niet serieus genomen en dient een klacht in bij de Nationale ombudsman. Gedurende het onderzoek blijkt dat de gemeente geheel af is gegaan op het advies en expertise van het museum als het gaat om de keuze voor de begunstigde (de neef) en de waardebepaling van de kunstwerken. De gemeente mag zich laten leiden door die expertise, maar de gemeente is als eigenaar eindverantwoordelijk voor het ontzamelingsproces, en dient erop toe te zien dat het proces juist wordt gevolgd. Er is weinig tot niets gedocumenteerd over het proces. Het is de gemeente en het museum bekend dat er nog bloedverwanten van de kunstenaar in leven zijn, maar het museum gaf aan dat het ondoenlijk was die allemaal te betrekken.
De gemeente is als eigenaar van de kunstwerken eindverantwoordelijk voor een zo objectief mogelijke ontzamelingsprocedure. De omstandigheid dat de gemeente eigendom schenkt aan een bekende van de beheerder van dat eigendom maakt dat de gemeente zich er van bewust dient te zijn dat zij moet kunnen verantwoorden waarom juist aan die bekende wordt geschonken. Er dient (extra) moeite te worden gedaan om de schijn van bevoordeling te voorkomen. Ook was het de gemeente bekend dat er meerdere nazaten waren van de kunstenaar. De Nationale ombudsman vindt dat deze omstandigheden voor de gemeente aanleiding hadden moeten zijn om het museum daar, voorafgaand aan haar goedkeuring over de schenking, nadere vragen over te stellen. De gemeente had bijvoorbeeld kunnen vragen of en waarom het niet mogelijk was om iemand binnen het directe familieverband te betrekken bij het proces.
De gemeente heeft hiermee in strijd gehandeld met het vereiste van goede voorbereiding.
Daarnaast heeft de gemeente in strijd met het vereiste van transparantie gehandeld nu blijkt dat het proces van ontzameling niet gedocumenteerd is en de gemeente verzoeksters eerder gestelde vragen daarover niet adequaat heeft beantwoord. De Nationale ombudsman vindt de klachten van verzoekster gegrond.