Mevrouw E. ontvangt erfenissen van haar oma en haar vader. Naar aanleiding daarvan zal de Regionale Sociale Dienst Kromme Rijn Heuvelrug (hierna: de RSD) haar bijstandsuitkering intrekken en gedeeltelijk terugvorderen. Mevrouw E. is ontevreden over de manier waarop de RSD het besluit tot intrekking en terugvordering heeft voorbereid.
De Nationale ombudsman oordeelt dat de vertraging bij het nemen van het besluit niet alleen aan de RSD is te wijten, maar ook aan mevrouw E. Wel had de RSD het geplande heronderzoek voortvarender kunnen oppakken. Ook valt moeilijk te begrijpen dat een besluit van 1 december blijkbaar pas op 20 december is verzonden en dat de terugvorderingsbeslissing precies na de jaargrens is genomen, hetgeen voor de bepaling van de vermogensgrondslag voor de inkomstenbelasting van mevrouw E. nadelig is geweest. De Nationale ombudsman is dan ook van oordeel dat de RSD in dit opzicht heeft gehandeld in strijd met het vereiste van voortvarendheid.
Daarnaast oordeelt de Nationale ombudsman dat het slordig is dat de RSD verschillende contacten met mevrouw E. niet in haar dossier heeft geregistreerd.
De Nationale ombudsman wil over het voorgaande nog nader het gesprek aangaan met de RSD.
Klacht gegrond wegens strijd met de vereisten van voortvarendheid en van een goede organisatie.