Verzoeker verhuist in oktober 2015 naar een koopwoning in de gemeente Dordrecht. Hij doet eind oktober digitaal aangifte van zijn verhuizing. In december 2015 komt hij er achter dat er andere mensen op zijn adres staan ingeschreven in de Basisregistratie personen (BRP). Hij wordt als gevolg van hun inschrijving op zijn adres namelijk geconfronteerd met schuldeisers en met de politie.
Verzoeker meldt dit aan de gemeente. De gemeente start daarop een adresonderzoek. Na dat onderzoek worden de andere personen op het adres uitgeschreven.
Verzoeker klaagt erover dat de gemeente Dordrecht hem bij inschrijving op zijn nieuwe adres niet heeft meegedeeld dat er op dit adres nog andere personen ingeschreven stonden.
Een juiste inschrijving in de BRP is voor de burger van groot belang, zo heeft de ombudsman al in meerdere rapporten vastgesteld. Veel (overheids)instanties gaan bij hun handelen uit van de gegevens in de BRP. Onjuiste inschrijvingen kunnen daardoor nadelige gevolgen hebben voor burgers. Vandaar dat de ombudsman het van belang acht dat een gemeente zich actief opstel als er aanleiding is te twijfelen over de juistheid van een inschrijving.
Uit het onderzoek blijkt dat de gemeente naar aanleiding van de verhuisaangifte heeft geconstateerd dat er andere personen op verzoekers adres stonden ingeschreven. Ze heeft die personen daarover per brief geïnformeerd. De ombudsman vindt dat een actievere houding van de gemeente had mogen worden verwacht. De andere inschrijvingen op het adres rijmen namelijk niet met de gegevens die verzoeker bij zijn verhuisaangifte moest opgeven (dat hij hoofdbewoner is van een koopwoning en dat zijn gezinsleden meeverhuizen). Dat doet twijfel rijzen over de juistheid van de bestaande inschrijvingen. Dat had voor de gemeente reden moeten zijn om na te gaan of die inschrijvingen wel klopten. Het aanschrijven of informeren van degenen die al ingeschreven stonden, was daartoe niet voldoende. Verzoeker had, net als andere betrokkene, hierover ook benaderd moeten worden. Dat het informeren van slechts één van beide betrokkenen na een verhuisaangifte niet voldoende is, blijkt overigens ook uit de casus die leidde tot een eerder rapport van de ombudsman (rapport 2016/021).
De klacht is gegrond vanwege strijd met het vereiste van goede organisatie.
De ombudsman heeft met instemming kennis genomen van het feit dat de gemeente verzoeker een uittreksel heeft gegeven waarop staat dat hij en zijn vrouw de enige bewoners zijn vanaf de datum waarop ze zijn verhuisd.
De ombudsman geeft de gemeente in overweging om het proces rond de verwerking van verhuisaangiften zodanig in te richten, dat daarbij altijd wordt nagegaan of er al inschrijvingen zijn op het adres waar de aangifte betrekking op heeft en die bestaande inschrijvingen te vergelijken met de gegevens van de aangifte. Als die vergelijking twijfel doet rijzen, dan dient te gemeente zich actief op te stellen om te beoordelen of die inschrijvingen juist zijn en de aangever en die andere personen daarbij te betrekken.