2016/020 Nederlandse autoriteiten melden overname van straf niet formeel aan Duitsland

Rapport

Verzoeker klaagt over de wijze waarop de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) en het Openbaar Ministerie zijn omgegaan met de overname van de straf, die hem door de Duitse rechtbank was opgelegd. Verzoeker woont in Nederland en heeft de Nederlandse nationaliteit. Hij werd in 2006 in door de Duitse rechtbank veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 3 jaar en 6 maanden wegens een in Duitsland begaan delict. Nadat verzoeker 416 dagen had gezeten, werd de rest van de straf geschorst. Verzoeker ging terug naar Nederland. De Duitse autoriteiten verzochten de minister van Veiligheid en Justitie op grond van de WOTS (Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen) de overname van de verdere tenuitvoerlegging van de resterende straf. Het OM heeft daarop de zaak voorgelegd aan de rechtbank Groningen. Deze rechtbank zette de straf om in een gevangenisstraf van 600 dagen waarvan 184 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en een taakstraf van 90 uur. Omdat verzoeker al 416 dagen in detentie in Duitsland had gezeten resteerde alleen de taakstraf. Doordat het OM deze straf niet tijdig aan de reclassering had gemeld, kon deze niet meer worden uitgevoerd. Toen verzoeker in 2013 in Duitsland kwam, werd hij gearresteerd en weer in detentie gezet. De Duitse autoriteiten gaven aan dat ze het verzoek tot overname van de tenuitvoerlegging van de straf hadden ingetrokken. Verzoeker moest het restant van zijn straf uitzitten, te weten 845 dagen. Verzoekers beroep bij de rechtbank in Duitsland werd afgewezen. De rechtbank kwam tot dit oordeel omdat de Nederlandse autoriteiten de overname van in Duitsland opgelegde straf nooit formeel (conform de Wots) hadden bevestigd en omdat de in Nederland opgelegde (taak) straf nooit ten uitvoer was gelegd. De minister van V&J erkende dat de klachten gegrond waren. De overname was inderdaad nooit formeel bevestigd aan Duitsland. De ombudsman oordeelde dit in strijd met het vereiste van betrouwbaarheid, nu verzoeker erop mocht vertrouwen dat de straf door Nederland was overgenomen. Ook was de taakstraf niet tijdig aan de reclassering gemeld, hetgeen door de ombudsman in strijd met het beginsel van goede organisatie werd geacht. De minister bood voor het ondergane "ongemak" een bedrag van 1000,-- aan. De Nationale ombudsman gaf de minister de aanbeveling met verzoeker en zijn advocaat in gesprek te gaan over een meer passende vergoeding.

Instantie: Ministerie van Veiligheid en Justitie en Openbaar Ministerie (OM)

Klacht:

wijze waarop de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) en het Openbaar Ministerie (OM), in het kader van de WOTS, zijn omgegaan met de overname van de tenuitvoerlegging van de door de Duitse rechtbank aan verzoeker opgelegde straf

Oordeel:

Gegrond

Instantie: Openbaar Ministerie (OM)

Klacht:

de door de rechtbank Groningen opgelegde taakstraf niet tijdig aangemeld bij de reclassering, waardoor verzoeker de taakstraf nooit heeft kunnen uitvoeren

Oordeel:

Gegrond