Verzoeker stelt bij de gemeente Lochem het integer handelen, of beter gezegd: zijn vermoeden van niet-integer handelen, van de gemeentelijke organisatie aan de orde. Dit vermoeden baseert verzoeker op zijn eigen ervaring met een voor een naastgelegen perceel afgegeven vergunning, maar ook op meldingen die hij heeft ontvangen nadat hij hiertoe een oproep heeft gedaan in de media. Zowel het college van burgemeester en wethouders als de gemeenteraad zien echter onvoldoende aanleiding een extern bureau opdracht te geven dit nader te onderzoeken. Verzoeker had zowel het college als de gemeenteraad hierom gevraagd.
Het onderzoek van de Nationale ombudsman richt zich niet op het al dan niet integer handelen van de gemeentelijke organisatie, maar op de beslissing van het college van burgemeester en wethouders en de gemeenteraad om geen extern onderzoek in te stellen.
Uit het door hem ingestelde onderzoek maakt de Nationale ombudsman op dat zowel het college als de raad bij de voorbereiding van deze beslissing heeft gehandeld in overeenstemming met het redelijkheidsvereiste door alle relevante feiten en omstandigheden te achterhalen. Vervolgens is het algemeen belang dat de gemeente Lochem heeft bij het vertrouwen van haar burgers in het handelen van de gemeente en de inzet van publieke middelen afgezet tegen het specifieke belang dat burgers hebben. De Nationale ombudsman is op basis van het onderzoek tot de conclusie gekomen dat de uitkomst van die afweging niet onredelijk is.
De klacht is niet gegrond.