Een meisje was onder toezicht gesteld van William Schrikker Jeugdbescherming (WSJ). Zij woonde bij haar opa en oma die haar pleegouders waren. Pleegzorginstelling L heeft met de opa en oma een pleegzorgcontract gesloten en begeleidde opa en oma. Ook betaalde L de pleegzorgvergoeding aan opa en oma. Als WSJ en L besluiten dat het meisje ergens anders moet gaan wonen, zijn opa en oma het daar niet mee eens. Ze leggen de zaak voor aan de rechter en krijgen gelijk. Een paar maanden later beëindigt L het pleegcontract. L vindt dat de grootouders niet geschikt zijn als pleeggezin. Het meisje blijft toch bij haar opa en oma wonen. Maar ze krijgen nu geen begeleiding en geen vergoeding meer. Het duurt een half jaar voordat WSJ een andere pleegzorgaanbieder heeft gevonden die dit gezin wil begeleiden.
Opa en oma hebben een klacht ingediend over de gang van zaken. De Nationale ombudsman en Kinderombudsman onderzoeken het handelen van WSJ. Zij vinden dat de WSJ het niet goed heeft gedaan. L. heeft dan wel het contract opgezegd, maar WSJ blijft eindverantwoordelijk voor goede opvang van het meisje en voor de benodigde begeleiding en vergoeding. En daarvoor heeft de WSJ niet genoeg gedaan. Uit het onderzoek is bijvoorbeeld niet gebleken of en hoe WSJ heeft geprobeerd te voorkomen dat L het pleegzorgcontract opzegde. De klacht is gegrond omdat niet voldaan is aan het behoorlijkheidsvereiste van maatwerk leveren en omdat niet voldaan is aan de verplichtingen die volgen uit het Kinderrechtenverdrag.