In Nijmegen vindt jaarlijks het Vierdaagse-evenement plaats. Om dit in goede banen te leiden, neemt het college van burgemeester en wethouders onder andere (tijdelijke) verkeersmaatregelen. De heer B. klaagt er over dat verkeersmaatregelen binnen negen dagen na publicatie worden uitgevoerd. De mogelijkheid een bezwaarschrift in te dienen staat dan nog weliswaar open, maar de termijn voor afhandeling daarvan bedraagt zes weken.
Voor de ombudsman staat de noodzaak of aard van de getroffen (tijdelijke) verkeersmaatregelen niet ter discussie. Het betreft een jaarlijks terugkerend zeer groot evenement. De vraag die aan de orde is, is of burgers effectief gebruik kunnen maken van hun rechtsbeschermingsmogelijkheden als een besluit binnen enkele dagen wordt geëffectueerd en behandeling van het bezwaarschrift achteraf plaatsvindt.
Naar het oordeel van de ombudsman merkt het college terecht op dat de gemeente afhankelijk is van een actueel verkeersdraaiboek dat als basis kan dienen voor een gedegen verkeersbesluit. Terecht dringt de gemeente er jaarlijks op aan om de definitieve versie van dit draaiboek zo ruim mogelijk voor het evenement in bezit te hebben, maar de praktijk leert dat een evenement als de Vierdaagse met regelmaat late aanpassingen met zich meebrengt. Dit heeft tot gevolg dat tot nu toe publicatie van het verkeersbesluit ruim voor aanvang van het evenement niet mogelijk is gebleken. Het alternatief om het verkeersbesluit eerder te nemen en te baseren op een onvolledig verkeersdraaiboek acht het college uit oogpunt van (verkeers-)veiligheid, zorgvuldigheid en rechtszekerheid ongepast.
In dit standpunt kan het college worden gevolgd. Naar het oordeel van de ombudsman is voldoende aannemelijk gemaakt dat het niet mogelijk is veel eerder te besluiten over het draaiboek en de daarin opgenomen verkeersmaatregelen. Gelet daarop en op het feit dat een periode van negen dagen voldoende moet zijn om een voorlopige voorziening te vragen en daarop een uitspraak van de rechter te krijgen, is de Nationale ombudsman van oordeel dat het college van burgemeester en wethouders heeft gehandeld in overeenstemming met het vereiste van fair play.