Een vissersvaartuig moet voldoen aan een aantal voorschriften zoals voor de veiligheid en de zeewaardigheid. Tot 1982 gold dat niet voor garnalenvaartuigen die voornamelijk in de binnenwateren – "binnengaats" – visten. In 1982 is de grens tussen binnengaats en buitengaats meer landinwaarts gelegd. Als gevolg daarvan werden schepen die vooral op de Waddenzee en in de Zeeuwse wateren visten geacht ten minste voor een deel buitengaats te werken, zodat die schepen voortaan ook aan de voorschriften voor buitengaats werken moesten voldoen. Omdat dit een aantal bedrijven te zeer zou beperken is een regeling getroffen die er op neerkomt dat een vergunning kon worden verleend voor garnalenvissen in de Zeeuwse wateren en rond het Waddengebied als dat geen risico's voor de bemanning zou geven. Al aan het eind van de vorige eeuw was bij het ministerie sprake van een nieuwe regeling op grond waarvan ook deze categorie vaartuigen aan de voorschriften zou moeten voldoen en volgens een intern memo uit 1998 zou dit uiterlijk per 1 januari 2010 ingaan.
Verzoeker is garnalenvisser. Omdat zijn schip niet aan de nieuwe eisen zou kunnen voldoen maakt hij gebruik van een goede gelegenheid om een schip over te nemen dat wel aan de voorschriften voldeed. Volgens hem is door medewerkers van de Visserij-inspectie ook bij herhaling gezegd dat de invoering van de nieuwe voorschriften aanstaande was, maar tot in 2013 was nog niet duidelijk of dat ging gebeuren.
Verzoekers achten zich door de gang van zaken benadeeld, omdat hij dus had kunnen blijven vissen zonder te hoeven investeren in een nieuw schip.
De Nationale ombudsman overwoog onder meer, dat het hier gaat om de vraag of er door de Visserij-inspectie bij verzoeker verwachtingen zijn gewekt waaraan hij het vertrouwen mocht ontlenen dat de oude regeling ook daadwerkelijk uiterlijk 31 december 2009 zou worden beëindigd. De inspecteurs hebben hun informatie over nieuwe regelgeving echter verkregen van het ministerie maar waren daar zelf niet bij betrokken. Voor verzoekers moet dat duidelijk zijn geweest, evenals dat er nooit een mededeling over concreet besluit van de bevoegde instantie over een wijziging en ingangsdatum is geweest. De voortzetting van het vanaf 1982 gevoerde beleid behoort ook tot de vrijheid van het ministerie (thans: Infrastructuur en Milieu) en daar doet het standpunt in het interne memo uit 1998 niet aan af.
De Nationale ombudsman oordeelde de klacht niet gegrond. Hij merkte daarbij op, dat de aanschaf van een nieuw schip in de eerste plaats de keuze is van verzoekers zelf. Het daarmee verbonden risico behoort echter tot het ondernemerschap. De verwachtingen van het rendement van een investering vragen van de ondernemer dat hij een inschatting maakt van de mogelijkheden, ook die het gevolg zijn van wet- en regelgeving.
Niet gegrond; vereiste van behoorlijk overheidsoptreden.