Tot november 2012 huurde het Ministerie van EZ rechtstreeks een medewerker in van de heer P. Daarna werd dezelfde medewerker via een broker ingehuurd.
Het betalingsgedrag van deze broker liet te wensen over, waarna de heer P. bij de derde verlengingsopdracht het ministerie vroeg of de inhuur van de medewerker via een andere partij kon geschieden. Het ministerie gaf aan dat dit niet mogelijk was. Hierop ondertekende de heer P. alsnog de derde verlengingsopdracht voor de periode van 1 september 2013 tot en met 30 oktober 2013.
Op 11 november 2013 ging de broker failliet. De heer P. met onbetaalde facturen achterlatend.
Tijdens het onderzoek bleek dat het minister de overeenkomst met de broker met ingang 1 april 2013 had opgezegd.
De derde nadere overeenkomst van inhuur tussen het ministerie en de broker werd in augustus 2013 gesloten, dus na opzegging van de raamovereenkomst door het ministerie.
Dit betekent dat het ministerie in augustus 2013 ten onrechte de heer P. heeft meegedeeld dat de inhuur van de medewerker via de broker moest gebeuren. Met als gevolg dat de heer P. alsnog in zee ging met de broker en de facturen over deze derde verlengingsperiode onbetaald bleven door het faillissement van de broker.
De Nationale ombudsman acht de onderzochte gedraging gegrond wegens schending van het vereiste van goede informatieverstrekking.