Op 28 maart en 2 april 2013 ging verzoeker met zijn zoon naar de Nederlandse ambassade te Accra in verband met het ophalen van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv). Verzoeker had vliegtickets geboekt om op 2 april 2013 met zijn zoon naar Nederland te reizen.
Verzoeker klaagde erover dat op 2 april 2013 de sticker van de verleende mvv niet kon worden geprint vanwege problemen met het visumsysteem. Verzoeker stelde dat hij hierdoor zijn vlucht moest omboeken en hij hiervoor kosten moest maken. Verder klaagde verzoeker erover dat medewerkers van de ambassade (desgevraagd) hun namen niet kenbaar maken en zij geen ontvangstbewijs verstrekken bij het inleveren van een paspoort.
Het stond vast dat het visumsysteem van de ambassade met problemen kampte waardoor de mvv voor verzoekers zoon pas later aan hem kon worden verstrekt. Ook stond vast dat de ambassade verzoeker en zijn zoon geen gebruik had laten maken van de noodprocedure. De Nationale ombudsman kon de redenering van de minister, over waarom in dit geval geen gebruik was gemaakt van de noodprocedure, volgen en achtte de uitkomst van de belangenafweging niet onredelijk.
Naar aanleiding van wat de minister had gesteld, achtte de Nationale ombudsman het in dit geval voldoende gerechtvaardigd dat de medewerkers van de ambassade hun naam niet kenbaar maken aan burgers. In dit geval was voldoende gewaarborgd dat de medewerkers voor een eventueel klachtonderzoek identificeerbaar zijn. De ambassade had dan ook niet in strijd met het vereiste van fatsoenlijke bejegening gehandeld door verzoeker geen namen van medewerkers te verstrekken. Verder was de Nationale ombudsman van oordeel dat de ambassade het vereiste van goede organisatie had geschonden door verzoeker slechts een visumaanvraagnummer te verstrekken als bewijs van het inleveren van een paspoort.
