Verzoeker klaagt erover dat de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) hem niet (tijdig) heeft geïnformeerd over het ontstaan van een gat in de periode dat hij rechtmatig in Nederland heeft verbleven, het zogenoemde "verblijfsgat". Dit gat is ontstaan toen hij werkte als docent aan de universiteit in 2009. De universiteit trad voor hem op als referent tijdens de aanvraagprocedure bij de IND voor de verblijfsvergunning als kennismigrant. De correspondentie over de verblijfsaanvraag verliep conform het tussen de IND en de referent gesloten convenant geheel tussen de IND en de universiteit. Verzoeker ontvang zijn verblijfspas, maar niet de toekenningsbeschikking.
De vergunning werd weliswaar verleend, maar de ingangsdatum van deze vergunning sloot niet aan op de datum waarop de vorige vergunning niet langer geldig was. Toen verzoeker een aanvraag indiende voor naturalisatie wees de IND hem er op dat hij niet voldeed aan één van de voorwaarden, namelijk dat hij direct voorafgaand aan zijn aanvraag een aaneengesloten periode van vijf jaar rechtmatig in Nederland moet hebben verbleven. De Nationale ombudsman oordeelde dat, zoals de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie tijdens het onderzoek ook al had laten weten, het niet redelijk was om in dit geval dit gat tegen te werpen. Bij de aanvraag had de universiteit de leeftijd van verzoeker verkeerd ingevuld (kennelijke verschrijving), maar ook zo snel mogelijk na ontdekking weer hersteld. In dit geval achtte de Nationale ombudsman het redelijk de datum van aanvraag als ingangsdatum voor de nieuwe vergunning te laten gelden. Dit in plaats van de datum van herstel van het verzuim te hanteren. De staatssecretaris liet weten het ontstane gat in het verblijf niet meer tegen te werpen. De klacht dat de IND alleen met de referent had gecorrespondeerd en niet met verzoeker zelf, verklaarde de Nationale ombudsman niet in strijd met het vereiste van betrouwbaarheid. Immers de IND handelde daarmee conform de afspraak. De klacht dat de IND onvoldoende informatie had verstrekt over de consequenties van het ontstaan van een verblijfsgat oordeelde de Nationale ombudsman gegrond wegens strijd met het vereiste van goede informatieverstrekking en hij deed op dit punt ook een aanbeveling aan de staatssecretaris om de algemene voorlichting hierover te verbeteren en ook mensen individueel in beschikkingen hierop te wijzen.