Een alimentatieplichtige burger probeerde met afschriften van zijn digitale betalingen aan de innende overheidsinstantie, het LBIO, aan te tonen dat hij zijn alimentatie wel betaald had. Het LBIO liet weten dat dit niet afdoende bewijs was voor zijn voor betalingen en eiste schriftelijke bankafschriften. Dat begreep de alimentatieplichtige niet. Digitaal bankieren is immers tegenwoordig de norm, ook bij de overheid. Daarom zag de alimentatieplichtige zich geconfronteerd met de vraag: hoe kan ik dan bewijzen dat ik betaald heb? Aan de andere kant zag het LBIO zich geconfronteerd met elkaar tegensprekende beweringen.
De Nationale ombudsman heeft in dit onderzoek het vraagstuk wat de waarde is van digitale rekeningafschriften centraal gesteld. Hij heeft hiertoe via het KIFID informatie opgevraagd.
Het is de Nationale ombudsman daarbij opgevallen dat blijkbaar de digitalisering van het betalingsverkeer de overheid nog steeds voor nieuwe en onverwachte situaties plaatst. Er bestaat geen regelgeving die iets zegt over de bewijswaarde van digitale bankafschriften. Hoe gaat een overheidsinstantie daar vervolgens in de omgang met de burger mee om? Een burger mag van het LBIO in een dergelijk situatie verwachten dat het in ieder geval nader onderzoek verricht en zich bewust is van de - mogelijk afwijkende - veronderstellingen van de burger. Vervolgens neemt het LBIO een beslissing die duidelijkheid biedt over de waardering van de beide vormen van bewijs. En motiveert deze beslissing ook voor verzoeker rekening houdend met het door hem aangeleverde bewijs.