2014/086 VWS wint te weinig informatie in over inhoud verklaring

Rapport

Een bedrijf dat natuurproducten verkoopt, heeft ten behoeve van een procedure bij de Europese Commissie een verklaring nodig van een bevoegde autoriteit. Het gaat om een verklaring dat het bedrijf in het verleden colloïdale zilverproducten heeft verkocht.

Het bedrijf klaagt erover dat het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport zijn verzoek om deze verklaring niet heeft gehonoreerd. Het bedrijf vindt dat VWS niet zo maar de verklaring kan weigeren omdat VWS een bevoegde autoriteit is met een meewerkplicht in de zin van het EU-verdrag. Volgens hem is het niet een kwestie van niet kunnen, maar kiest VWS er bewust voor om niet op zijn verzoek in te gaan.

Het is de vraag of VWS weet wat de verklaring van de bevoegde autoriteit moet inhouden. Het gaat hier om invulling van het overgangsrecht van de EG-Verordening betreffende nieuwe voedingsmiddelen en nieuwe voedselingrediënten. De meningen over de inhoud van de gewenste verklaring lijken uiteen te lopen: van een verklaring dat bedoelde producten door het bedrijf werden verkocht (door de facturen op authenticiteit te beoordelen) tot een verklaring dat bedoelde producten in significante mate in Nederland in de jaren 1996 en 1997 in de handel waren als voedingsmiddel.

Naar het oordeel van de Nationale ombudsman had VWS voordat het een beslissing nam over het al dan niet afgeven van een verklaring, zich moeten vergewissen wat voor soort verklaring nodig was. VWS had zich moeten afvragen wat de vraag achter de vraag was, waarom het bedrijf om een verklaring vroeg. Dit had zij bij het bedrijf kunnen navragen. Het is de Nationale ombudsman niet gebleken dat VWS dit heeft gedaan. Door in eerste instantie de verklaring zonder meer af te wijzen omdat Nederland geen notificatieplicht kent en ook bij heroverweging van het verzoek geen navraag te doen naar de inhoud en het waarom van de verklaring, heeft VWS gehandeld in strijd met vereiste van luisteren naar de burger.

Het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport wordt in overweging gegeven opnieuw het verzoek in behandeling te nemen en daarbij te betrekken het standpunt van de Europese Commissie over wat van de Nederlandse bevoegde autoriteiten wordt verwacht.

Instantie: ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Klacht:

verzoek om een verklaring over de verkoop van colloïdale zilverproducten door verzoekster in het verleden, niet gehonoreerd

Oordeel:

Gegrond