Verzoekster heeft een relatie met T. Voordien had T. een relatie met mevrouw L., die werkzaam was bij het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland. T. en L. hebben samen een dochtertje. Op enig moment deed L. melding van seksueel misbruik van het toen driejarige meisje bij het korps waar zij toen werkte. Het misbruik zou volgens L. gepleegd zijn door verzoekster.
De politie hield een intakegesprek met L., en name een getuigenverklaring van de oma van het meisje af (tegenover wie het meisje over het (vermeende) misbruik had gesproken). Ook sprak de politie met T., de vader van het meisje.
Uiteindelijk deed L. geen aangifte. Wel werd het meisje door de politie aangemeld bij het Kinder- en Jeugd Trauma Centrum voor hulpverlening.
Verzoekster klaagt erover dat de politie stukken uit het politiedossier aan de advocaat van L. heeft verstrekt (die L. in civielrechtelijke procedures heeft ingebracht).
Verstrekking van de stukken had op grond van artikel 27 WPG geweigerd moeten worden. Enerzijds zou verstrekking ertoe kunnen leiden dat de goede uitvoering van de politietaak in het geding komt (mogelijk toekomstig opsporingsonderzoek zou hierdoor geschaad kunnen worden). Anderzijds had verstrekking achterwege moeten blijven in het kader van de bescherming van de rechten en vrijheden van derden. Door verstrekking - en het niet anonimiseren van de stukken - is de privacy van verzoekster geschaad.
Het vereiste van professionaliteit en het vereiste van behoorlijk overheidsoptreden dat grondrechten - in dit geval het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer - worden gerespecteerd, zijn geschonden.
De klacht dat de politie de melding niet zorgvuldig en niet professioneel heeft behandeld, is niet gegrond.
