Verzoeker en zijn ex waren niet gehuwd en hebben twee kinderen. Na een ruzie verliet de ex samen met de kinderen het huis en nam daarbij al haar spullen en die van de kinderen, inclusief alle reisdocumenten, mee. Na enige tijd vertrok zij naar een geheim adres. De politie was daarvan op de hoogte. Omdat verzoeker een sterk vermoeden had dat zijn ex met de kinderen naar Israël zou vertrekken, schakelde hij de politie in. Hij wilde dat de politie een signalering zou doen uitgaan. Dat deed de politie niet. De ex vertrok niet veel later met de kinderen naar Israël. Verzoeker had op dat moment al de ouderlijke macht over het oudste kind. Voor het jongste kind kreeg hij deze later.
Verzoeker vindt dat de politie een signalering had moeten laten uitgaan. Zijn ex en kinderen zouden dan bij de grens zijn tegengehouden.
De politie stelde zich op het standpunt dat de politie niet de bevoegdheid zou hebben om een dergelijke signalering te laten doen.
De Nationale ombudsman overwoog onder meer dat verzoeker de politie verschillende keren had gevraagd actie te ondernemen, ook nadat zijn ex met de kinderen en paspoorten naar een geheim adres was vertrokken. Op dat moment was er op zijn minst twijfel of de ex daarmee het strafbare feit van onttrekking aan het ouderlijk gezag pleegde. Daarom had van de politie meer mogen worden verwacht dan alleen het monitoren van de aanwezigheid van de ex en de kinderen in Nederland. Van de politie had mogen worden verwacht dat zij aangifte had opgenomen van onttrekking van een kind aan het ouderlijk gezag en een signalering had doen uitgaan voor de minderjarige zoon van verzoeker over wie hij samen met zijn ex het ouderlijk gezag had.
De Nationale ombudsman achtte de klacht gegrond, wegens strijd met het vereiste van fair play.