Verzoeker heeft een autobedrijf langs een doorgaande weg in de regio Gouda. Om de verkeersverbindingen te verbeteren besloot de provincie Zuid-Holland tot de aanleg van de Zuid Westelijke Randweg. Verzoeker reageerde bij de provincie op dat plan omdat de nieuw aan te leggen weg het bedrijventerrein in tweeën zou delen, en zo dicht langs de toegang tot zijn garage zou komen te liggen dat grotere voertuigen niet meer tot de garagedeuren konden komen.
Op 11 november 2009 stelde de provincie het plan vast. Verzoeker stelde daarop beroep in bij de bestuursrechter, waarbij hij onder meer aanvoerde dat niet alleen de bereikbaarheid, maar ook het arbeidsklimaat in zijn bedrijf sterk zou verslechteren. Verzoekers beroepsschrift was aanleiding voor de provincie om met hem contact op te nemen. In overleg met een medewerker is onder meer afgesproken dat verzoeker een offerte zou laten uitbrengen voor het verplaatsen van zijn garagedeuren. Volgens de provincie is hem daar om verzocht om duidelijkheid te krijgen over de omvang van de schade en de prijs, en ook om te kunnen vergelijken met eventuele andere maatregelen zoals een geluidscherm. Verzoeker stelde dat hem was toegezegd dat aan zijn wensen zou worden tegemoetgekomen.
Omdat volgens de provincie een minnelijke regeling niet mogelijk bleek, was er van uit gegaan dat verzoeker en een verzoek planschadevergoeding zou doen. Er was echter geen claim ontvangen.
Verzoeker klaagt erover dat de provincie zich onvoldoende heeft ingespannen om zijn door een besluit van de provincie veroorzaakt probleem op te lossen.
De Nationale ombudsman overwoog onder meer, dat er verschil is over de reikwijdte van de afspraken over de behandeling van verzoekers claim.
In aantal wetten staan bepalingen over de aansprakelijkheid voor schade en de verplichting om die te vergoeden. Voor de door verzoeker geclaimde schade is een wettelijke regeling, die inhoudt dat een verzoek om vergoeding van planschade wordt gedaan bij de gemeente, die vervolgens beoordeelt welke instantie op de claim moet beslissen. Op grond van de regeling van de provincie voor de behandeling van een planschadeclaim moet worden beslist op basis van een onafhankelijk deskundigenadvies.
Hoewel voorstelbaar is dat er bij verzoeker bepaalde verwachtingen zijn gewekt, is niet gebleken van een concrete toezegging tot vergoeding door een medewerker. Dat zou in dit geval ook in strijd zijn met de regeling, omdat alleen Gedeputeerde Staten, op basis van een onafhankelijk deskundigenadvies, mogen beslissen. Een minnelijke oplossing was in verband met de voortgang van de wegaanleg ook in het belang van de provincie.
Verzoeker heeft voldoende duidelijk gemaakt dat hij een nadeel zou ondervinden en de provincie moet zich redelijkerwijs hebben gerealiseerd wat verzoeker voor ogen stond. De provincie had hem dan ook absolute duidelijkheid over de behandeling van zijn claim behoren te geven. Dat is hier niet gebeurd. Een medewerker mailde verzoeker pas na ruim 2,5 jaar dat er geen mogelijkheid voor vergoeding was gevonden. Dat komt niet overeen met de mededeling van de provincie dat van verzoeker geen claim is ontvangen, en bovendien is aan Gedeputeerde Staten om op basis van een onafhankelijk advies te beslissen.
De Nationale ombudsman oordeelde de klacht gegrond, wegens strijd met het vereiste van betrouwbaarheid.
Aan het rapport verbond de Nationale ombudsman de aanbeveling aan Gedeputeerde Staten om op basis van de al verstrekte gegevens nu zelf een beslissing te nemen over verzoekers schadeclaim.