De huurster van verzoeker, mevrouw A, schrijft in e-mailberichten aan een medewerkster van de gemeente dat ze zich van het leven wil gaan beroven. De gemeentemedewerkster maakt zich zorgen en meldt dit bij de politie. In het kader van haar hulpverlenende taak treedt de politie de woning van verzoeker binnen om mogelijk hulp aan zijn huurster te bieden. Hierbij forceren de politieambtenaren een aantal deuren en ontstaat er een forse schade voor verzoeker. Achteraf blijkt dat het loos alarm te zijn, de huurster is ook niet in haar kamer aanwezig.
Verzoeker klaagt erover dat de politiechef zijn verzoek tot schadevergoeding heeft afgewezen.
Zowel verzoeker als de medewerkster van de gemeente zijn naar het oordeel van de Nationale ombudsman geen verwijten te maken. Verzoeker is een derde in het geheel, en de Nationale ombudsman kan zich voorstellen dat de medewerkster van de gemeente zich zorgen maakte over mevrouw A. Wel valt naar het oordeel van de Nationale ombudsman mevrouw A. te verwijten dat de politie de deuren van de woning heeft geforceerd. Mevrouw A. heeft kort na elkaar laten weten dat zij van plan was zichzelf iets aan te doen, terwijl het aannemelijk was dat dit niet zo was. Immers, mevrouw A. was zich van geen kwaad bewust toen zij die middag thuis kwam en was geschrokken over wat er was gebeurd, zoals verzoeker zelf ook heeft verklaard. De Nationale ombudsman interpreteert haar e-mailberichten dan ook als een schreeuw om aandacht. Echter wel met verstrekkende gevolgen. Door e-mailberichten met dergelijke strekkingen te versturen naar de medewerkster van de gemeente, heeft mevrouw A. de aanmerkelijke kans aanvaard dat dit zou kunnen leiden tot direct optreden van de politie, waarbij mogelijke ontstane schade voor haar rekening komt. In redelijkheid kan dan ook worden verwacht dat zij de reparatiekosten betaalt waar verzoeker zich voor gesteld ziet. Dat mevrouw A. hiertoe niet bij machte is, is geen omstandigheid die kan worden tegengeworpen aan de politie.
De onderzochte gedraging is behoorlijk
Echter, in deze casus speelt meer, namelijk het feit dat de medewerkster van de gemeente kennelijk haar zorgmelding over mevrouw A. na enige tijd heeft ingetrokken. Deze melding is echter niet terug te vinden in de politiesystemen van de politie. Er kan dan ook niet met zekerheid worden gezegd of deze melding daadwerkelijk (goed) is gedaan, in de meldkamer "verloren" is gegaan, of niet (goed) door de politieambtenaren is verwerkt. Gelet op deze onzekerheid heeft (de verzekeraar van) de politie toch aanleiding gezien om verzoeker in een deel van zijn schade tegemoet te komen. De Nationale ombudsman heeft hier met instemming van kennis genomen, en vindt het gelet op de door hem geformuleerde spelregels "behoorlijk omgaan met schadeclaims" van behoorlijkheid getuigen dat de politiechef tot dit gebaar is overgegaan.
Redelijkheidsvereiste.