2013/124: Eigen onderzoek naar onverzekerdenregeling voor (ex)asielzoekers

Rapport

In het kader van het onderzoek naar de toegang tot de medische zorg voor vreemdelingen hebben onderzoekers van de Nationale ombudsman meerdere asielzoekerscentra bezocht. In gesprekken met medewerkers van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) kwam een aantal knelpunten ter sprake waar COA-medewerkers in de praktijk tegen aanlopen. Zo ook de kwestie rond de CVZ-boete voor (ex-)asielzoekers. Asielzoekers die nog in de asielprocedure zitten vallen onder een speciale regeling, de Regeling Zorg Asielzoekers (RZA). Maar vanaf het moment dat een asielzoeker een verblijfstitel krijgt wordt hij of zij door de Sociale Verzekeringsbank (SVB) aangemerkt als verzekerd voor volksverzekeringen. De SVB geeft dit als zodanig door aan het College voor de Zorgverzekeringen (CVZ). Zodra een persoon verzekerd is voor de volksverzekeringen, is hij verplicht om zelf een zorgverzekering op grond van de Zorgverzekeringswet af te sluiten. Omdat de huisvesting in een gemeente om wat voor reden dan ook soms meer tijd in beslag neemt, lukt het een aantal asielzoekers niet om tijdig een zorgverzekering af te sluiten. Tot die tijd verblijven zij dan nog in het asielzoekerscentrum. Het CVZ, dat verantwoordelijk is voor zogenoemde onverzekerdenregeling, stuurt de (ex-)asielzoeker die nog in het AZC verblijft, na vier maanden een aanmaning omdat hij zich op grond van de Zorgverzekeringswet moet verzekeren. Laat de asielzoeker dit na, dan volgt een boete. Deze boete wordt na een keer verhoogd.

Volgens een aantal COA-medewerkers doet zich regelmatig de situatie voor dat een (ex-)asielzoeker met een verblijfsstatus nog enige tijd in een asielzoekerscentrum verblijft en dus vanuit de RZA recht heeft op medische zorg. Het is volgens hen dan ook niet terecht dat deze groep mensen een CVZ-boete krijgt opgelegd wegens het niet verzekerd zijn. Bezwaar- en beroepsprocedures leveren niets op en uiteindelijk betaalt het COA zelf de boete voor deze groep mensen. De substituut-ombudsman heeft de kwestie aan de SVB en het CVZ voorgelegd. Zij hoopte hiermee te bewerkstelligen dat beide instanties zich de geschetste problematiek aantrokken en dit proactief met het COA zouden oppakken.

De reactie die de Nationale ombudsman van de SVB en het CVZ ontving was echter weinig oplossingsgericht. De SVB verwees naar het CVZ en het ministerie van VWS. En volgens het CVZ was de enige oplossing voor het probleem: een tijdige beëindiging van de RZA en een tijdige aanmelding bij een zorgverzekeraar. Nader overleg met betrokken partijen werd niet zinvol geacht.

De Nationale ombudsman oordeelde dat de SVB en het CVZ meer oog hadden moeten hebben voor de omstandigheden waarin de (ex-)asielzoeker zich bevond en in hun handelen meer naar oplossingen hadden moeten zoeken die passen bij de specifieke omstandigheden van deze (ex-) asielzoeker. De SVB en het CVZ hadden zich naar het oordeel van de Nationale ombudsman niet mogen verschuilen achter wet- en regelgeving en de eigen en andermans taakstelling, maar het initiatief moeten nemen om samen te werken om tot een oplossing te komen. Door dit na te laten hebben de SVB en het CVZ in strijd met het vereiste van samenwerking gehandeld.

Met aanbeveling.

De Nationale ombudsman heeft de SVB en het CVZ in overweging gegeven om op korte termijn een gesprek met het COA te arrangeren om het probleem op te lossen.

Instantie: College voor zorgverzekeringen

Klacht:

onderzoek uit eigen beweging naar de onverzekerdenregeling voor (ex)asielzoekers.

Oordeel:

Gegrond