De auto van verzoeker stond opgeslagen op het Politie Opslag Terrein (POT) Op 13 januari 2012 heeft een medewerker van de politie de auto van verzoeker verplaatst met een heftruck. Tijdens deze verplaatsing is de voorzijde van de auto van verzoeker tegen een sleepwagen gekomen. Hierdoor is de voorzijde van de Fiat beschadigd.
De politie Amsterdam erkent de aansprakelijkheid en stuurt verzoeker op 5 maart 2012 een e-mail hierover en vraagt daarbij aan verzoeker een opgave van de kosten van herstel. Op 29 februari 2012 laat verzoeker de schade aan zijn auto taxeren door een garage, tevens Fiat-dealer in Amsterdam. Uit het schaderapport blijkt dat de kentekenplaat, de bumper en de grille beschadigd zijn. De kosten van reparatie worden beraamd op € 980,99 inclusief BTW. Dit schaderapport wordt voorgelegd aan de medewerkers van het POT. Zij verklaarden dat de genoemde werkzaamheden op zich kloppen, maar tevens dat de betreffende auto dateert uit het jaar 2000 en dat deze in slechte staat verkeerde. Hij was in technisch slechte staat en zat vol krassen en deuken.
Verzoeker klaagt er over dat het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland de door hem geclaimde schade zonder een deugdelijke motivering afwijst.
nadat de claim van verzoeker tot twee maal toe is afgewezen en het door de politie voorgestelde bedrag aan hem is overgemaakt heeft verzoeker zijn auto verkocht. Het is dan ook niet behoorlijk om het later ontbreken van de mogelijkheid tot contra-expertise van de schade dan nog aan verzoeker toe te rekenen. De mogelijkheid tot contra-expertise was er in het begin wel en is ook nadrukkelijk aangeboden door de advocaat van verzoeker. De politie heeft er echter voor gekozen om hier geen gebruik van te maken maar zich te verlaten op het oordeel van de POT-medewerkers.
De onderzochte gedraging is niet behoorlijk omdat is gehandeld in strijd met het motiveringsbeginsel.