Vrouw wordt thuis aangehouden op verdenking van een strafbaar feit. Tijdens haar vervoer naar een Politie Arrestantencomplex vertelt zij de politieagenten dat zij aan diabetes lijdt en om die reden op gezette tijden moet eten. Toch weigert een arrestantenbewaarder haar een maaltijd te verstrekken, als zij daar tijdens haar insluitingsfouillering om vraagt. Daarnaast klaagt de vrouw over het feit dat zij bij de insluitingsfouillering in het bijzijn van een mannelijke arrestantenbewaarder haar BH moet uittrekken en haar onderbroek naar beneden moet doen, om te laten zien dat zij geen voorwerpen in haar lichaam verborgen houdt.
De politie laat weten dat uit nader onderzoek is gebleken dat de vrouw inderdaad tijdig had doorgegeven dat zij diabetes-patiënte is. De geldende procedure schrijft voor dat in zo'n geval een arts van de GGD wordt geconsulteerd en dat diens aanwijzingen door de arrestantenbewaarders worden opgevolgd. Het bleek dat de politieagente die de vrouw had vervoerd, deze informatie ook meteen doorgegeven bij de overdracht van de vrouw aan de collega's van het Politie Arrestantencomplex. Het kon niet meer worden achterhaald waarom de vrouw dan toch maaltijden waren geweigerd toen zij daarom vroeg. De politie gaat uit van een miscommunicatie. De politie stelt dat er altijd secuur en alert gehandeld moet worden wanneer het gezondheidsaspecten betreft van personen die aan de zorg van de politie zijn toevertrouwd. Dat dat in dit geval niet is gebeurd, is voor de politie aanleiding om met de verantwoordelijke leidinggevende te bespreken dat maatregelen moeten worden getroffen om soortgelijke misverstanden en miscommunicatie te voorkomen. De Nationale ombudsman oordeelt dat de politie in dit geval heeft gehandeld in strijd met het recht op bijzondere zorg en neemt met instemming kennis van het voornemen van de politie.
Verder heeft de Nationale ombudsman heeft niet kunnen vaststellen wat er precies is gebeurd tijdens de insluitingsfouillering. De Nationale ombudsman kan begrijpen dat de vrouw het niet prettig vond dat haar werd medegedeeld dat zij haar BH moest gaan uittrekken, terwijl er op dat moment nog een mannelijke arrestantenbewaarder in haar buurt stond. Maar de verklaringen van de betrokken politiemensen over de houding van de vrouw zelf en hetgeen zij aan haar opdroegen te doen, zijn eensluidend en in lijn met de gebruikelijke insluitingsfouillering. De Nationale ombudsman vond geen aanwijzingen dat met opzet is geprobeerd om de vrouw zich verder te laten ontkleden dan voorgeschreven. De Nationale ombudsman oordeelt daarom dat de politie niet handelde in strijd met het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van de vrouw.