Verzoekster was werkzaam voor de gemeente en kreeg een probleem met haar meerdere. Een klacht die zij over deze persoon indiende, werd niet inhoudelijk doch slechts procedureel afgewikkeld. De klachten vielen niet onder de verordening ongewenste omgangsvormen. Verder meende de gemeente dat met het sluiten van een vaststellingsovereenkomst tussen de gemeente en verzoekster ook de klacht als afgehandeld kon worden beschouwd. Verzoekster had namelijk aangegeven dat met die overeenkomst aan al haar belangen was tegemoet gekomen.
Het college deed daarmee een beroep op een uitzonderingsgrond voor klachtbehandeling, namelijk als naar tevredenheid van de klager aan diens klacht is tegemoet gekomen. Het had het college echter op enig moment duidelijk kunnen en moeten zijn dat verzoekster inhoudelijke klachtbehandeling wenste en het college had dat dan ook moeten doen. Het heeft deze omissie erkend.
Het vereiste van fair play is geschonden.
