2012/043: Man klaagt over afwijzing verzoek tegemoetkoming juridische bijstand door CB&W

Rapport

Verzoeker, destijds praktiserend dierenarts, vroeg een bouwvergunning aan voor een paardenstal van ca. 50 m2 bij zijn woning. Het college van burgemeester en wethouders verleende de bouwvergunning, waarna een omwonende een bezwaarschrift indiende. De bezwaarschriftencommissie adviseerde het bezwaar gegrond te verklaren, maar het college verklaarde dit ongegrond . De bezwaarmaker diende vervolgens beroep in en de bestuursrechter verklaarde dit gegrond, omdat niet duidelijk was of het incidenteel houden van paarden bedrijfsmatig of hobbymatig was. Het door verzoeker ingediend hoger beroep werd door de Raad van State ongegrond verklaard.

Verzoeker diende vervolgens opnieuw een aanvraag bouwvergunning in wat door het college werd afgewezen. Verzoeker, die de pensioengerechtigde leeftijd had bereikt, diende een bezwaarschrift in en overlegde een brief van een notaris waarin deze verklaart dat verzoeker uit de maatschap met zijn kinderen zou treden. Een en ander ter onderbouwing van de wens om hobbymatig paarden te houden. Het college verklaarde het bezwaarschrift ongegrond, waarna verzoeker beroep instelde bij de bestuursrechter.

Hangende het beroep legde het college verzoeker een last onder dwangsom op. De paardenstal diende binnen zes weken te zijn verwijderd. Tegen dit besluit diende verzoeker een verzoek om voorlopige voorziening in bij de bestuursrechter. Deze verklaarde het beroep gegrond en overwoog dat het gebruik van de paardenstal hobbymatig was. Het door het college ingediend hoger beroep werd door de Raad van State ongegrond verklaard.

Verzoeker klaagt over de afwijzende beslissing van het college van burgemeester en wethouders op zijn verzoek om financiële tegemoetkoming voor de door hem gemaakte kosten van juridische bijstand voor de gevoerde procedures.

De Nationale ombudsman overwoog dat indien een burger als gevolg van een te weinig terughoudende processuele opstelling van de overheid in een proces is betrokken, en daarin in het gelijk wordt gesteld, de overheid moet nagaan of de kosten van juridische bijstand bovenop de standaardvergoeding in redelijkheid moeten worden gecompenseerd. De Nationale ombudsman oordeelde dat dit in dit geval, rekening houdend met het, het vereiste van redelijkheid niet voldoende was gebeurd. De klacht was dan ook gegrond.

De Nationale ombudsman deed het college de aanbeveling om verzoeker bovenop de standaardvergoedingen van de Awb te compenseren in de gemaakte kosten van juridische bijstand.

Instantie: Gemeente Cuijk

Klacht:

afwijzende beslissing op verzoek om financiële tegemoetkoming voor de door verzoeker gemaakte kosten van juridische bijstand voor de gevoerde bouwvergunning- en handhavingsprocedure

Oordeel:

Gegrond