Verzoeker heeft de Poolse en Nederlandse nationaliteit. Hij werd in 2007 voor de tweede keer vader van een dochter. Toen hij van de geboorte van zijn tweede dochter aangifte deed bij de burgerlijke stand in de gemeente Amsterdam, kreeg hij te horen dat zijn tweede dochter niet dezelfde gewenste geslachtsnaam kon krijgen als zijn eerste dochter drie jaar eerder in de gemeente Amstelveen had gekregen.Kort na de verwarrende gebeurtenis in Amsterdam schreef de gemeente Amstelveen verzoeker dat in de geboorteakte van hun eerste kind per vergissing Pools naamrecht was toegepast en dat die akte daarom verbeterd moest worden. Omdat verzoeker hiermee niet akkoord ging, leidde dit uiteindelijk tot een procedure bij de rechtbank, die verzoeker won, maar waarvoor hij hoge advocaatkosten had gemaakt, die hij niet in de procedure vergoed kreeg. Zijn verzoeken aan de gemeente om de kosten te vergoeden werden afgewezen.
Verzoeker klaagt er over dat de gemeente niet bereid is hem tegemoet te komen in de gemaakte advocaatkosten.
Het oordeel van de rechtbank was gebaseerd op jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie waarvoor juist de door verzoeker ingeschakelde advocaat bij de rechtbank aandacht had gevraagd. Gelet hierop acht de Nationale ombudsman het niet juist dat de gemeente in 2007 had gekozen voor een zuivere formeel-processuele benadering in plaats van met verzoeker in persoonlijk overleg te treden om na te gaan hoe de kennelijke wens van verzoeker om de beide dochters de geslachtsnaam te geven naar Pools naamrecht op de minst belastende wijze kon worden gerealiseerd. Het had op de weg van de gemeente gelegen om verzoeker en zijn echtgenote uit te nodigen voor een gesprek, eventueel ook met de officier van justitie, om te kunnen vaststellen wat onder de gegeven omstandigheden de juiste weg was om te bewandelen. Door dit niet te doen, maar uitsluitend het formele traject naar de rechtbank te bewandelen, had de gemeente zich onvoldoende verplaatst in verzoekers situatie. Toen de gemeente in 2008 via de officier van justitie de rechtbankprocedure inluidde, kon verzoeker alleen via een advocaat verweer voeren. De Nationale ombudsman acht het in deze situatie logisch en begrijpelijk dat verzoeker zich wendde tot een advocaat, mede ook omdat deze bijstand niet binnen de dekking van zijn rechtsbijstandverzekering viel. Het gegeven dat de rechtbank geen kostenveroordeling had uitgesproken, betekende niet dat de gemeente geen vergoeding van kosten hoeft te betalen. Door te kiezen voor een formele benadering en het opstarten van de procedure bij de rechtbank, betrok zij verzoeker onnodig in een dure procedure. Het is dan ook redelijk dat de gemeente hem tegemoet komt in de gemaakte kosten.
Het redelijkheidsvereiste is geschonden.
Het college is gevraagd met verzoeker in overleg te treden voor een passende tegemoetkoming in de advocaatkosten