Familie P. heet een dochter die onder toezicht staatvan de WSG. Verzoeker werd door de familie aangedragen als hun adoptiedeskundige en/adviseur. Na een rechtszitting over het eventueel onder curatele stellen van de adoptiedochter van de familie P., schreef de WSG een brief aan de rechter met diskwalificerende mededelingen over verzoeker om zo de rechter - volgens verzoeker « ervan te weerhouden om de adoptiedochter onder bewindvoering van verzoeker te stellen.
Verzoeker diende hierover een klacht in bij de WSG, maar werd niet tot de klachtencommissie toegelaten, omdat hij niet als cliënt kon worden aangemerkt. Verzoeker klaagde erover dat de WSG zijn klacht niet via de normale klachtenprocedure wilde afhandelen.
De ombudsman overwoog dat een ieder die wordt geconfronteerd met een gedraging van de WSG, toegang heeft tot de procedure van de klachtencommissie, conform het gestelde in de handreiking ‘Goede klachtbehandeling in de jeugdzorg (rapport 2010/45 van de Nationale ombudsman). Het argument dat de WSG hanteerde om verzoeker niet ontvankelijk in zijn klacht te verklaren, namelijk dat hij geen cliënt was, was geen voorwaarde om verzoeker zijn recht op formele klachtbehandeling te onthouden. Hoewel hij geen cliënt was, was hij weldegelijk geconfronteerd met een concrete gedraging van de WSG tegen hem, namelijk de uitlatingen over hem tegenover de rechter. Hij heeft daarom recht op een klachtbehandeling door de onafhankelijke klachtencommissie. Er is gehandeld in strijd met het vereiste van fair play.
De ombudsman achtte de gedraging niet behoorlijk.
De ombudsman deed de WSG de aanbeveling om de klachten van verzoeker alsnog door de onafhankelijke klachtencommissie te laten behandelen. Hierbij wees de ombudsman de WSG op een eerdere aanbeveling in zijn rapport 2011/113, waarin de WSG al eerder was aanbevolen om iedereen die was geconfronteerd met een gedraging van de WSG toegang te geven tot de procedure van de klachtencommissie.