Toen het babydochtertje Z van mevrouw H. aan een niet natuurlijke doodsoorzaak overleed, trok mevrouw H. bij de heer K. in. Haar zoon Y verbleef een nacht bij de heer K., terwijl dochter X in een opvanghuis verbleef. Bureau Jeugdzorg ging daarop over tot een spoeduithuisplaatsing van Y naar een crisisopvang. Na afloop van de begrafenis van Z werd de heer K. aangesproken door de teammanager van Bureau Jeugdzorg die werd vergezeld door politie in burger. Toen X, die op dat moment 13 jaar oud was, aan de gezinsvoogd van Bureau Jeugdzorg te kennen gaf dat zij graag weer bij haar moeder wilde wonen, lichtte deze X in over de justitiële antecedenten van de heer K. Bureau Jeugdzorg was erop tegen dat de heer K. mevrouw H. vergezelde bij gesprekken bij Bureau Jeugdzorg. Tenslotte stuurde Bureau Jeugdzorg de heer K. geen afschrift van de klachtbehandeling nadat mevrouw H. de relatie met hem had beëindigd.
De heer K. klaagt erover dat Bureau Jeugdzorg te Rotterdam (BJZ) hem niet heeft erkend als gesprekspartner, maar hem heeft gediskwalificeerd en in een kwaad daglicht heeft gesteld. Verder klaagt hij erover dat er niets is veranderd na de uitspraak van de Klachtencommissie van BJZ waarin een aantal van zijn klachten gegrond zijn verklaard.
De Nationale ombudsman het niet meer dan redelijk dat Bureau Jeugdzorg tijdens de begrafenis de contactpersonen van de politie hadden ingelicht over de ontvangen signalen. De onderzochte gedraging is op dit punt in overeenstemming met het beginsel van correcte bejegening. Het verder informeren van de heer K. over de voortgang rond het gezin van mevrouw H. was naar het oordeel van de Nationale ombudsman niet alleen niet noodzakelijk meer, maar het zou ook inbreuk maken op de privacy van het gezin. De Nationale ombudsman is echter van oordeel dat het niet correct was van Bureau Jeugdzorg om hem in het geheel niet meer te informeren over de afronding van de klachtenprocedure. De gedraging is op dit punt dan ook niet behoorlijk. Door de strafvorderlijke gegevens van de heer K. te verstrekken aan X, de dertienjarige dochter van mevrouw H., heeft Bureau Jeugdzorg gehandeld in strijd met het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van de heer K.
De Nationale ombudsman geeft Bureau Jeugdzorg te Rotterdam in overweging om zeer terughoudend om te gaan met privacygevoelige gegevens van burgers en deze alleen aan derden te verstrekken wanneer het belang van verstrekking urgent is en geen alternatieve handelswijze voorhanden is.