In rapport 2010/189 stelde de ombudsman vast dat het LBIO in juli 2008 onterecht de inning van de alimentatie had stopgezet en de al betaalde alimentatie bij verzoekster had teruggevorderd. Verzoekster verzocht het LBIO hierop ook om € 1.688,55 aan juridische bijstand te vergoeden die zij nodig had gehad om de alimentatie van het LBIO terug te krijgen.
Verzoekster klaagde erover dat het LBIO dit verzoek had afgewezen omdat het geringe kosten waren en dat van het LBIO niet in redelijkheid mocht worden verwacht dat het de kosten van vóór de klachtenprocedure vergoedt. Uiteindelijk motiveerde het LBIO de afwijzing van de vergoeding zo dat verzoekster wellicht juridisch advies van een advocaat had ingewonnen in verband met de terugvordering bij het LBIO, maar dat verzoekster dit advies niet had ingewonnen met het oog op een door haar in te dienen klacht. Om die reden kwam verzoekster alsnog niet in aanmerking voor vergoeding van de juridische kosten.
De ombudsman overwoog dat eventueel opgevoerde kosten voor correspondentie, telefoonkosten, vervoer en dergelijke als geringe kosten kunnen worden gezien, maar dat dit argument niet opgaat voor de - overigens aanzienlijke - kosten voor juridische bijstand die verzoeker had gemaakt in een poging de beslissing van het LBIO terug te draaien. Voorts was de motivering van het LBIO dat de kosten nadrukkelijk tijdens de klachtprocedure moesten zijn gemaakt, ook niet begrijpelijk, omdat namelijk van belang is of de kosten zijn gemaakt in verband met het laten terugdraaien van een beslissing van het LBIO, ongeacht of de advocaat vóór of tijdens een formele klachtprocedure is ingezet. Het LBIO had echter ten onrechte nagelaten om in zijn motivering in te gaan op de vraag of inschakeling van juridische bijstand door verzoekster en de hoogte van deze kosten op dat moment wel redelijk was.
Gezien het voorgaande had het LBIO niet in redelijkheid tot zijn beslissing kunnen komen om het verzoek geheel af te wijzen. Het LBIO had gehandeld in strijd met het redelijkheidsvereiste. De ombudsman achtte de klacht gegrond.
De ombudsman deed aan het LBIO de aanbeveling om een nieuwe beslissing te geven op het verzoek om vergoeding van de juridische kosten met inachtneming van zijn oordeel.