2011/180: Patiënten klagen dat CVZ niet ingaat op hun klacht over vergoeding herniabehandeling PTED

Rapport

De feiten

In 2002 bepaalde het College voor zorgverzekeringen (CVZ) dat het de 'endoscopische' operatietechniek van de behandeling van hernia in de onderrug als een 'gebruikelijke' behandeling beschouwde. In 2006 bepaalde het CVZ dat de endoscopische operatietechniek via de zij (de PTED) niet als 'gebruikelijk' kon worden beschouwd. In 2007 liet het CVZ nogmaals onderzoek doen naar de endoscopische herniaoperatie, waaronderde PTED. In 2008 stelde het nogmaals vast, dat de PTED-techniek zich nog onvoldoende bewezen had. Naar andere endoscopische technieken had het CVZ geen onderzoek laten doen.

Verzoeker diende in het najaar van 2009 bij het CVZ een klacht in over het negatieve advies van het CVZ van 2006 en 2008. Hij vertegenwoordigde een groep van ongeveer 50 andere belanghebbenden, wier PTED-operatie (ad € 7.400) niet vergoed was door de zorgverzekeraar. Het CVZ verklaarde zijn klacht niet-ontvankelijk omdat het geen klacht was in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Daarnaast vond het CVZ dat iedere belanghebbende de niet-vergoeding door de zorgverzekeraar kon aanvechten bij de Geschillencommissie Zorgverzekeringen en bij de gewone civiele rechter.'

De klacht

Verzoeker klaagde over het feit dat het CVZ helemaal niet was ingegaan op zijn klacht. Hij vond dat het CVZ zich moest verantwoorden omdat de adviezen uit 2006 en 2008 volgens hem in tegenspraak waren met het advies 2002. Ook vond hij het onjuist dat het CVZ in 2007/2008 alleen het (wetenschappelijk) bewijs van de PTED had laten onderzoeken en niet die van de andere endoscopische operatietechnieken.

De conclusies van het rapport

De Nationale ombudsman vond het niet behoorlijk, dat het CVZ niet was ingegaan op de klacht van verzoeker. Weliswaar was de klacht van verzoeker geen klacht in de zin van de Awb, maar dit ontsloeg het CVZ niet van de plicht om in te gaan op de inhoudelijke bezwaren van verzoeker. Volgens de Nationale ombudsman behoort een overheidsinstantie over aangelegenheden informatie te verstrekken aan burgers, die daardoor direct in hun belangen geraakt worden. Dat verzoeker een groep van 52 andere gedupeerden vertegenwoordigde, had het CVZ daarom zwaar moeten laten wegen. Het CVZ had gehandeld in strijd met het vereiste van actieve en adequate informatieverstrekking.

Door de aanvullende antwoorden aan de Nationale ombudsman had het CVZ in tweede instantie alsnog inhoudelijk gereageerd op de belangrijkste argumenten van verzoeker. Op twee essentiële onderdelen echter was het CVZ hierin tekortgeschoten.

Naar het oordeel van de Nationale ombudsman stond vast dat het advies 2006 tegenstrijdig was aan en niet strookte met dat van 2002. Daarom had het op de weg gelegen van het CVZ om deze koerswijziging degelijk te motiveren en te verantwoorden. En dat had het CVZ onvoldoende gedaan.

In 2007 had het CVZ een onderzoek aangekondigd naar de mate van 'evidence' voor de endoscopische herniaoperatie, waaronder de PTED. Dat dit onderzoek in 2008 leidde tot een CVZ-standpunt over uitsluitend de PTED, was hiermee in strijd. Naar het oordeel van de Nationale ombudsman heeft het CVZ niet goed uitgelegd waarom het van zijn oorspronkelijke voornemen is afgeweken en alleen een oordeel heeft gegeven over de PTED-operatietechniek.

Een overheidsinstantie behoort in zijn antwoord op een brief van een burger, zeker als hij een groep belanghebbenden vertegenwoordigt, met overtuigende argumenten in te gaan op diens belangrijkste bezwaren. Omdat het CVZ niet adequaat de vragen en argumenten van verzoeker had beantwoord, achtte de Nationale ombudsman deze gedraging in strijd met het motiveringsvereiste.

Instantie: College voor zorgverzekeringen (CVZ) te Diemen

Klacht:

niet inhoudelijk gereageerd op verzoekers brieven inzake het gewijzigde CVZ-standpunt ten aanzien van de vergoeding van de kosten van de PTED-herniaoperatietechniek

Oordeel:

Gegrond

Instantie: College voor zorgverzekeringen (CVZ) te Diemen

Klacht:

in antwoord op klachtbrief, maar ook in de reacties aan de Nationale ombudsman, onvoldoende ingegaan op verzoekers argumenten

Oordeel:

Gegrond