Verzoeker klaagt erover dat de Belastingdienst zijn verzoek om schadevergoeding voor verdwenen goederen heeft afgewezen. Volgens verzoeker lagen de goederen in zijn auto die door de Belastingdienst inbeslaggenomen is.
De Nationale ombudsman overwoog dat de Belastingdienst niet is gebleken dat er computers in de auto zijn aangetroffen en in beslag zijn genomen, en dat verzoeker pas na ruim vijf maanden na de inbeslagname van zijn auto bij de Belastingdienst melding maakte van de vermissing van de computers. De Nationale ombudsman acht het daarom niet aannemelijk dat de computers in de auto hebben gelegen. Daarmee acht de Nationale ombudsman de beslissing van de Belastingdienst de claim hierover af te wijzen een juiste. De Belastingdienst handelde op dit punt niet in strijd met het redelijkheidsvereiste. De onderzochte gedraging is daarmee behoorlijk.
De Nationale ombudsman stelt vast dat er door Belastingdienst wel gereedschap in de auto is aangetroffen. Nu de Belastingdienst niet kan aangeven wat er met het gereedschap is gebeurd, vindt de Nationale ombudsman dat er in dit geval enigszins begrip moet zijn voor de moeilijke bewijspositie van verzoeker. De Nationale ombudsman heeft aanleiding gevonden om een aanbeveling te doen.
De Nationale ombudsman geeft de minister van Financiën in overweging om met verzoeker in overleg te treden om te komen tot een redelijke vergoeding voor de vermissing van het gereedschap.
De Belastingdienst handelde op dit punt in strijd met het redelijkheidsvereiste. De onderzochte gedraging is op dit punt dan ook niet behoorlijk.
De Nationale ombudsman nam met instemming kennis van het feit dat het Ministerie van Financiën het inventariseren van voorwerpen die in beslaggenomen auto's zijn aangetroffen zal opnemen in de Instructie invordering en belastingdeurwaarders.
De aanbeveling werd opgevolgd.
