Verzoeker ontving een brief van de Belastingdienst waarin werd aangekondigd dat over 2002 een navorderingsaanslag inkomstenbelasting zou worden opgelegd. In deze brief werd tevens toegezegd dat een aftrekpost van € 1620 akkoord werd bevonden. Toen bleek dat de Belastingdienst geen gevolg had gegeven aan de toezegging stuurde verzoeker een brief aan de Belastingdienst met het verzoek de aftrekpost alsnog te corrigeren. Hierop ontving verzoeker geen reactie.
Verzoeker klaagde erover dat de Belastingdienst de aanslag inkomstenbelasting 2002 niet had gecorrigeerd naar aanleiding van de opgevoerde aftrekpost van € 1620 ondanks de toezegging daartoe.
Ook na interventie van de Nationale ombudsman stelde de Belastingdienst dat niet was gebleken dat er nog een correctie moest plaatsvinden. Volgens de Belastingdienst zou reeds bij de vaststelling van het inkomen rekening zijn gehouden met het bedrag van € 1620. Na een diepgaand onderzoek bleek echter dat het aanvankelijke standpunt van de Belastingdienst niet juist was. De Belastingdienst besloot tegemoet te komen aan de klacht en het belastbaar inkomen waarop de aanslag was gebaseerd met € 1620 te verminderen.
De Nationale ombudsman oordeelde dat de klacht van verzoeker gegrond was ten aanzien van het niet corrigeren van de aanslag inkomstenbelasting 2002 wegens schending van het vereiste van rechtszekerheid. De Nationale Ombudsman nam met instemming kennis van het feit dat de Belastingdienst besloot de aanslag inkomstenbelasting 2002 te corrigeren.
