Verzoekster klaagt erover dat de administratieve organisatie van het CBR niet op orde is, waardoor zij schade heeft geleden.
Verzoekster kreeg ten onrechte een wanddiploma (een deelcertificaat) uitgereikt door het CBR. Zij kreeg bij het CBR niet duidelijk of zij nu wel of niet recht had op dit diploma. Na het behalen van het praktijkexamen kreeg verzoekster van het CBR het signaal dat zij aan alle voorwaarden had voldaan en dat zij haar rijbewijs bij de gemeente kon gaan aanvragen. Met dat rijbewijs zou zij gerechtigd zijn om een bus met passagiers te besturen. Verzoekster ging aan het werk als buschauffeur en na twee maanden kreeg zij bericht van het CBR dat haar rijbewijs per direct ongeldig werd verklaard, omdat het wanddiploma ten onrechte uitgereikt was door het CBR. Verzoekster moest de toets voor het wanddiploma nog een keer doen. Zij slaagde alsnog. Door de ongeldigverklaring van haar rijbewijs kwam zij echter meteen zonder inkomsten te zitten. Zij mocht immers tijdelijk geen bus besturen.
De Nationale ombudsman toetste in deze zaak de handelwijze van het CBR aan het vereiste van adequate organisatorische voorzieningen en kwam tot de conclusie dat het CBR zijn administratieve organisatie onvoldoende op orde had. Hierdoor ontstond onduidelijkheid over de geldigheid van het rijbewijs van verzoekster, waardoor zij uiteindelijk enige tijd zonder inkomsten kwam te zitten. De Nationale ombudsman vond verzoeksters klacht gegrond. Wel merkte de Nationale ombudsman op dat verzoekster meer actief informatie had moeten inwinnen over het wel of niet geldig zijn van het in februari 2009 afgegeven wanddiploma.
De Nationale ombudsman gaf het CBR in overweging om het verzoek om vergoeding van gederfde inkomsten te heroverwegen en daarbij rekening te houden met zowel de rol van verzoekster als met de rol van het CBR.