2010/248

Rapport

Verzoekers zoon probeerde bij zijn vriend te komen die door de politie werd aangehouden. Een hondengeleider schermde deze aanhouding af en probeerde verzoekers zoon te beletten om zich daarmee te bemoeien. Op een gegeven moment probeerde verzoekers zoon langs de hondengeleider te komen. Hij werd op dat ogenblik enkele malen gebeten door de surveillancehond.

Nadat verzoekers zoon was aangehouden werd hij meegenomen naar het politiebureau en enige tijd later voor medische behandeling naar een ziekenhuis overgebracht. Verzoeker diende naar aanleiding van deze gebeurtenissen een klacht in bij de politie. De korpsbeheerder verklaarde de klacht van verzoeker niet ontvankelijk.

Verzoeker klaagde erover dat de politie onnodig geweld tegen zijn zoon had gebruikt door ter aanhouding een politie surveillancehond te laten bijten. Verzoeker klaagde er verder over dat de politie er niet onmiddellijk voor zorg had gedragen dat de bijtwonden van zijn zoon medisch werden verzorgd.

Doordat verzoekers zoon zich zo nadrukkelijk met de aanhouding van zijn vriend bemoeide, bracht hij zichzelf in een situatie waarin hij het gerede risico liep om door de surveillancehond te worden gebeten. De Nationale ombudsman oordeelde dat de keuze van de hondengeleider voor het dreigend gebruiken van zijn diensthond in relatie met het te bereiken doel, het creëren van een veilige werkruimte, niet onevenredig was geweest. Daarmee was het recht van verzoekers zoon op onaantastbaarheid van zijn lichaam, voldoende door de politie gerespecteerd.

De Nationale ombudsman oordeelde verder dat het letsel van verzoekers zoon niet van een zodanige aard was dat vervoer door een ambulance noodzakelijk zou zijn geweest. Verder achtte de Nationale de termijn waarbinnen verzoekers zoon naar het ziekenhuis was overgebracht, niet onredelijk. Om die reden was de Nationale ombudsman van oordeel dat de politie niet had gehandeld in strijd met het vereiste van bijzondere zorg.

Verzoeker klaagde er verder over dat de betrokken politieambtenaren, bij de administratieve afwikkeling van het geweld dat tegen zijn zoon was aangewend, de toepasselijke regelgeving en interne protocollen niet hadden nageleefd. Verzoeker klaagde er ten slotte over dat de politie zijn klacht over het onnodige geweld tegen zijn zoon, niet in behandeling wilde nemen omdat hij die aan de strafrechter had kunnen voorleggen. Deze klachten werden gegrond verklaard.

Instantie: Regiopolitie Noord- en Oost-Gelderland

Klacht:

Onnodig geweld gebruikt door bij aanhouding politiehond te laten bijten; niet direct bieden van medische zorg.

Oordeel:

Niet gegrond

Instantie: Regiopolitie Noord- en Oost-Gelderland

Klacht:

Niet naleven toepasselijke regelgeving en interne protocollen bij adminstratieve afwikkeling.

Oordeel:

Gegrond

Instantie: Korpsbeheerder regionaal politiekorps Noord- en Oost-Gelderland

Klacht:

Niet-ontvankelijk verklaren van klacht over het onnodige geweld .

Oordeel:

Gegrond