Verzoeker dient eind januari 2009 een bezwaarschrift in tegen de bouwergunningen voor een grootschalig bouwproject dat grenst aan zijn perceel. Een paar dagen later vraagt hij ook een voorlopige voorziening aan om de bouw tegen te houden. Op 7 mei 2009 doet de voorzieningenrechter uitspraak. Daarna start de gemeente de behandeling van zijn bezwaar.
Verzoeker klaagt over de trage handelwijze van het college naar aanleiding van zijn bezwaar. Het stoort hem vooral dat het college de uitspraak op voorlopige voorziening heeft afgewacht voordat het de behandeling van het bezwaar in gang heeft gezet.
De Nationale ombudsman vindt dat er in dit geval geen reden was die het afwachten van de uitspraak rechtvaardigen alvorens een beslissing op bezwaar te nemen. Als die redenen er naar het oordeel van de gemeente al zouden zijn geweest, dan valt niet in te zien dat die ook rechtvaardigden dat de behandeling van het bezwaar tot de uitspraak niet in gang werd gezet. Het had de gemeente op een gegeven moment - zeker gezien het verloop van de behandeling van het verzoek om voorlopige voorziening - duidelijk moeten zijn dat de uitspraak dusdanig lang op zich zou laten wachten, dat een tijdige afhandeling niet mogelijk was als de uitspraak zou worden afgewacht.
Klacht gegrond wegen strijd met het vereiste van voortvarendheid