Verzoeksters partner diende bij de gemeente Apeldoorn een bezwaarschrift in tegen de aanslag OZB over 2006, omdat zijn pand z.i. ten onrechte was aangemerkt als een niet-woning in plaats van een woning. Dat bezwaar is gegrond verklaard en de aanslag is verminderd. De aanslag over 2005 is om dezelfde reden verminderd. Verzoekster leidde uit die beslissingen af dat over de jaren 2001-2004 ook teveel OZB was betaald. Om die reden verzocht zij op 17 februari 2009 om ambtshalve vermindering van die aanslagen. De gemeente wees dat verzoek af, omdat de bezwaartermijn voor die aanslagen al jaren geleden was verstreken en het beleid van de gemeente is dat voor een ambtshalve aanpassing tot maximaal drie jaar wordt teruggegaan.
Verzoekster klaagt erover dat de gemeente haar verzoek ten onrechte heeft afgewezen.
De Nationale ombudsman overwoog dat op de beslissing niets valt af te dingen, immers deze is genomen conform haar vast beleid, zodat de heffingsambtenaar in redelijkheid het verzoek heeft kunnen afwijzen.
In het kader van het onderzoek liet het college van burgemeester en wethouders nog weten dat het in dit bijzondere geval naar analogie van zijn beleid bereid was tot drie jaar vóór het indienen van het bezwaarschrift in 2006 ambtshalve vermindering te verlenen, en dus naast de al verminderde aanslag voor 2005 ook voor de jaren 2003 en 2004 een vermindering kon worden verleend.
De Nationale ombudsman heeft hiervan met instemming kennis genomen.
De onderzochte gedraging is behoorlijk.
Redelijkheidsvereiste