Verzoeker, een man van 63 jaar en gepensioneerd politie-inspecteur, wilde een voetbalwedstrijd bijwonen. Zijn echtgenote bracht hem met de auto naar het stadion gelegen aan het Kooijmeerplein in Alkmaar. Bij de toegangspoort voor de uitsupporters stapte verzoeker uit en vroeg hij aan een daar aanwezige politieambtenaar of hij door deze poort toegang tot het stadion mocht krijgen. Verzoeker werd vervolgens bekeurd door deze politieambtenaar en geboeid naar het politiebureau afgevoerd.
Verzoeker klaagde erover dat een hulpofficier van justitie van de politie zware dwangmiddelen heeft gebruikt voor een relatief klein vergrijp, te weten het lopen op een autosnelweg. Met name klaagde hij erover dat deze hulpofficier van justitie hem onnodig in de boeien heeft geslagen en onnodig en te lang heeft opgehouden voor verhoor.
Ook klaagde verzoeker erover dat deze hulpofficier van justitie de aanhouding niet door een andere hulpofficier van justitie had laten toetsen.
De Nationale ombudsman stelde zich op het standpunt dat verzoeker niet rustig had meegewerkt nadat hij was aangehouden. In het fysieke en verbale verzet van verzoeker zag de Nationale ombudsman een dermate gevaar van de veiligheid van zowel verzoeker alsook de politieambtenaren, dat het gebruik van handboeien was gerechtvaardigd. Daarbij was rekening gehouden met het veiligheidsrisico dat het incident plaatsvond vlak langs een snelweg. Hoewel verzoeker anderhalf uur heeft moeten wachten voordat hij werd verhoord op het politiebureau, achtte de Nationale ombudsman het niet onredelijk dat vanwege capaciteitsgebrek op dat moment bij het politiebureau dit verhoor niet eerder kon plaatsvinden. Voorts biedt de wet de mogelijkheid dat een hulpofficier van justitie een door hem zelf verrichte aanhouding mag toetsen.
Het recht op onaantastbaarheid van het lichaam, het recht op persoonlijke vrijheid en het verbod van vooringenomenheid was niet geschonden.
De Nationale ombudsman achtte de onderzochte gedraging "behoorlijk".
