Stichting Meiling is een stichting die zich bezighoudt met de bemiddeling bij interlandelijke adopties onder meer uit India. Naar aanleiding van mogelijke misstanden met betrekking tot adopties uit India heeft de Inspectie Jeugdzorg, in opdracht van de minister van Justitie, in 2007 een onderzoek naar de stichting ingesteld. Op 7 november 2007 heeft de hoofdinspecteur van de Inspectie Jeugdzorg het eindrapport met de bevindingen van het onderzoek in de media gepresenteerd.
Stichting Meiling klaagt er bij de Nationale ombudsman over dat de hoofdinspecteur tijdens de perspresentatie en later in enkele interviews, uitlatingen heeft gedaan die niet strookten met de conclusies uit het rapport. Volgens de stichting zou de hoofdinspecteur hebben beweerd, of de indruk hebben gewekt, dat de stichting maar een amateurclubje is welke zich te gemakkelijk laat leiden door de kinderwens van kandidaat-adoptiefouders. Ook zou de inspecteur hebben laten doorschemeren dat zij de stichting liever zag verdwijnen. Verder klaagde de stichting erover dat de hoofdinspecteur haar brief pas een half jaar later beantwoordde en daarin uitlatingen deed die niet nader onderbouwd en onderzocht werden.
De Nationale ombudsman stelde vast dat de hoofdinspecteur in de media niet heeft beweerd dat de stichting maar een amateurclubje is. Zij heeft gesproken over "vrijwilligers" en "vrijwilligersorganisaties" en heeft hiermee volgens de Nationale ombudsman geen waardeoordeel willen geven. Ook heeft de Nationale ombudsman de hoofdinspecteur geen uitspraken horen maken die erop duiden dat zij de stichting liever zou zien verdwijnen. De klacht mist op dit punt feitelijke grondslag. Over de klacht van verzoekster betreffende de uitlating van de hoofdinspecteur dat op grond van het Haags Adoptieverdrag ouders gezocht moeten worden bij een kind en niet andersom en dat in de praktijk het omgekeerde gebeurd is, oordeelde de Nationale ombudsman dat de hoofdinspecteur niet behoorlijk heeft gehandeld. De klacht werd gegrond geacht wegens schending van het verbod op vooringenomenheid.
De klacht van verzoekster dat de hoofdinspecteur haar brief pas na een half jaar beantwoordde, achtte de Nationale ombudsman niet gegrond. Dat de hoofdinspecteur in deze brief echter bepaalde uitlatingen deed, die zij niet nader onderbouwd had, achtte de Nationale ombudsman wel gegrond wegens strijd met het motiveringsvereiste.