2009/227

Rapport

Bij de Informatiehuishouding Radicalisering (hierna: IHH), een project van de gemeente Amsterdam dat is gericht op het tegengaan van radicalisering, kwam een melding over verzoeker binnen. De IHH ging vervolgens bij de politie Amsterdam-Amstelland na of verzoeker bij hen in het kader van radicalisering bekend was. De politie Amsterdam-Amstelland deelde aan de IHH mee dat verzoeker al jaren bij hen bekend was en dat de IHH geen actie hoefde te ondernemen in de richting van verzoeker. Verzoeker kwam er na een verzoek, dat in het kader van de Wet openbaarheid van bestuur bij de gemeente Amsterdam had ingediend, achter dat de politie Amsterdam-Amstelland informatie over hem had verstrekt. Verzoeker klaagde erover dat de politie Amsterdam-Amstelland informatie uit zijn politiedossier aan de IHH van de gemeente Amsterdam had verstrekt.

Er kon achteraf niet meer precies worden achterhaald welke informatie de politie over verzoeker had verstrekt omdat die informatie inmiddels op verzoek van verzoeker, door de gemeente Amsterdam was vernietigd. Desondanks achtte de Nationale ombudsman het wel aannemelijk dat de politie Amsterdam-Amstelland aan de IHH summier informatie over de persoon van verzoeker had verstrekt. De Nationale ombudsman oordeelde dat het verstrekken van informatie over verzoeker overeenkomstig de Wet Politieregisters had plaatsgevonden. De politie Amsterdam-Amstelland had niet gehandeld in strijd met het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer.

Instantie: Regiopolitie Amsterdam-Amstelland

Klacht:

Informatie uit verzoekers politiedossier verstrekt aan de afdeling Informatiehuishouding Radicalisering van de directie Openbare Orde van de gemeente Amsterdam.

Oordeel:

Niet gegrond