Verzoeker heeft nadat de mediation met een vaststellingsovereenkomst was afgeslotenbij de Belastingdienst een klacht ingediend over (onder meer) de gedragingen die onderwerp waren van de mediation. Kort en goed zijn de gedragingen te groeperen onder de noemer bevooroordeelde opstelling en gebrek aan zorgvuldigheid, een niet voortvarend optreden en misbruik van macht.
Verzoeker was het er niet mee eens dat de Belastingdienst het formele standpunt innam dat het op dit punt indienen van een klacht in strijd was met de vaststellingsovereenkomst, en daarom besloot zich formeel niet uit te spreken over de klacht. In het verlengde daarvan speelt ook de vraag of na mediation nog een klachtenprocedure bij de Nationale ombudsman kan plaatsvinden
De Nationale ombudsman acht zich onverkort bevoegd tot het instellen van een onderzoek naar gedragingen die onderwerp waren van mediation tenzij in de vaststellingsovereenkomst is opgenomen dat ingediende klachten worden ingetrokken en geen nieuwe klachten zullen worden ingediend over gedragingen die onderwerp van de mediation waren. Wanneer door het bestuursorgaan wordt gekozen voor zogenaamde interne mediation, waarbij de mediator zelf in een dienstbetrekking tot het betrokken bestuursorgaan staat, geldt dat die gedragingen toegerekend moeten worden aan het betrokken bestuursorgaan. Gedragingen van de mediator tijdens de mediation zijn daarom vatbaar voor klachten op grond van de Awb. De Nationale ombudsman kan tevens een oordeel geven over de gedragingen van de overheid in het proces van aanbod tot mediation en de wijze van afwikkeling van de vaststellingsovereenkomst. Hieruit volgt tevens dat het standpunt van de Belastingdienst dat het indienen van de klacht in strijd was met de vaststellingsovereenkomst en het om die reden geen formele uitspraak op de klacht doen niet houdbaar was.
Beginsel van fair play