Verzoekster ging voor drie dagen van huis. Toen zij terug kwam was haar kat, waar zij verzorging voor had geregeld, verdwenen. Na weken zoeken vond zij haar kat in het dierenasiel. Verzoekster vermoedde dat een buurvrouw en/of een buurman opzettelijk acties hadden ondernomen waardoor haar kat in het dierenasiel terecht was gekomen. Verzoekster wilde bij de politie aangifte van diefstal van haar kat doen. De dienstdoende ambtenaar van politie weigerde de aangifte op te nemen. Hij was van mening dat het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening ontbrak en er mitsdien geen sprake was van diefstal.
Verzoekster wendde zich met haar klacht dat de politie haar aangifte niet wilde opnemen tot de Nationale ombudsman.
De ambtenaar van politie heeft de wettelijke plicht tot het opnemen van een aangifte. De Nationale ombudsman stelt dat alleen als zonder enig verder onderzoek en zonder de minste twijfel kan worden vastgesteld dat er geen sprake is van een strafbaar feit een ambtenaar van politie kan afzien van het opnemen van een aangifte. Dat deed zich in dit geval niet voor. Zo was de rol van de door verzoekster met naam genoemde buren bij de verdwijning van de kat geheel onduidelijk gebleven. Dit had juist een punt van onderzoek kunnen zijn.
De ambtenaar stelde dat er geen sprake was van diefstal omdat het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening ontbrak. Dat argument in aanmerking genomen had de ambtenaar ook kunnen denken aan het opnemen van een aangifte van wegmaken van een goed, waar ook een dier onder valt. Dat verzoekster stelde dat ze aangifte van diefstal wilde doen maakt daarin geen verschil. Van een burger kan immers niet worden verlangd dat deze de juridisch juiste terminologie gebruikt.
Ook stelde de ambtenaar dat het een civielrechtelijk conflict betrof. De Nationale ombudsman stelt hierover dat indien een kwestie een civielrechtelijk conflict betreft dit de ambtenaar van politie niet van zijn plicht ontslaat om aangifte op te nemen. Het is namelijk zo dat wanneer er sprake is van een civielrechtelijk conflict er tegelijkertijd sprake kan zijn van een strafbaar feit.
Twijfel bij een ambtenaar van politie over de vraag of al dan niet sprake is van een strafbaar feit mag er niet aan in de weg staan, dat hij gevolg geeft aan zijn wettelijke plicht tot het opnemen van een aangifte. In het geval van twijfel dient hij het over te laten aan de officier van justitie om ter zake een standpunt te bepalen. Dat wordt dan kenbaar gemaakt aan de persoon die aangifte deed. Deze heeft als er een sepotbeslissing volgt de mogelijkheid om in beklag te gaan bij het gerechtshof.
De Nationale ombudsman meent dat door het niet opnemen van de aangifte verzoekster niet de mogelijkheid heeft gekregen haar recht tot de rechtsgang te benutten. De onderzochte gedraging is strijd met het beginsel van fair play en derhalve niet behoorlijk.
De Nationale ombudsman stelt zich op het standpunt dat de klacht over de onderzochte gedraging gegrond is. Hij geeft de korpsbeheerder in overweging alsnog de aangifte van verzoekster op te doen nemen.